Spoon was goed. Heel goed. Fantastisch goed. De rockband uit Austin, Texas is aan het touren met de dit jaar verschenen plaat They Want My Soul en dat is geen straf. Daarop is namelijk een band in vorm te horen: muzikaal maar ook productioneel. Elk detail klinkt fris, krijgt meerwaarde. Frontman Britt Daniel is dan ook een perfectionist. Dat perfectionisme is ook aanwezig op het podium van de grote zaal. Het geluid is bij aanvang niet naar z’n zin en dat houdt hij niet voor zich. Als op Rainy Taxi een piano-aanslag niet doorkomt, is hij zelfs even geagiteerd. Maar Spoon wordt er niet minder overtuigend van.
Deze band is erg technisch begaafd, erg strak. ‘We want it splashing,’ zegt Daniel en dat is hoorbaar in de vol aangezette sound. Het nieuwe werk zit afgeladen vol met hooks die soms vanaf de eerste seconde aanwezig zijn - Rent I Pay en Do You- en soms subtieler zijn weggewerkt. Wat de band goed maakt, komt er in Paradiso uit: de grooves, de onderliggende soul, de raspzang van Daniel. Ook bij het rustiger werk als I Just Don’t Understand en het zeer broeierige Inside Out’blijft de band met hetzelfde gemak overeind. Het werkt ook in de set.
Spoon heeft al zo’n groot oeuvre opgebouwd dat een hoop favorieten niet worden gespeeld. Storend? Niet echt. Maar toch goed dat in de gedreven toegift nog even Rhythm & Soul en The Way We Get By voorbij komen. Spoon was de officieuze headliner van deze London Calling-editie en uiteindelijk het hoogtepunt. (Norbert Pek)