3voor12 bespreekt Album van de Week (16): Chet Faker

Album als geschiedenisles in voornamelijk zwarte, Amerikaanse popmuziek

Ralph-Hermen Huiskamp ,

Dikke kans dat je de afgelopen maanden de naam Chet Faker al eens hebt horen vallen. Tijdens SXSW was er een flinke buzz rond de artiest, wij namen hem al eens mee in de Checklist, en de single Talk Is Cheap wordt inmiddels steeds meer op de radio gedraaid. Het heeft even geduurd, maar eindelijk komt deze week dan zijn debuutalbum uit, en dat album is helemaal niet slecht. Sterker nog, het is het Album van de Week.

De muziekcarrière van Nick Murphy, zoals Chet Faker eigenlijk heet, begon min of meer toevallig. Als student studiotechniek klooide hij altijd al wel met muziek, maar vooral als hobby. Toen zijn cover van Blackstreet’s hit No Diggity in 2011 op een blog belandde en direct viral ging, was hij op slag wereldberoemd in de blogosfeer, terwijl het nog maar het tweede nummer was dat hij ooit opgenomen had. Niet verwonderlijk dat het eerste echte album nog even op zich liet wachten.

In de basis zijn het simpele liedjes: jazzlicks op warme synthesizers, en een croonende zanger. De kracht zit hem echter in het speelse gemak waarmee technische trucs hand in hand met het combineren van genres gaan. Ondanks de urgentie in zijn stem lijkt Murphy zich nergens in het zweet te werken, en het allemaal achteloos uit zijn mouw te schudden. Maar als je oplet valt pas op uit hoeveel lagen de nummers zijn opgebouwd. De koortjes zijn bijna allemaal door hem zelf ingezongen en ontvouwen zich vanuit het niets uit de melodie van de zang, meerstemmig, en soms met vervormde stemmen er ongemerkt tussen geplakt. Het volgende moment wordt een lompe beat opeens elegant door er een subtiele clicktrack onder te leggen, en zelfs een slechte fluitsynthesizer klinkt goed omdat hij uit een slepende taperecorder lijkt te komen.

Soms vergeet je haast dat de muziek uit het hoofd van een spierwitte Australiër met warrig haar, en een rossige baard komt. Het album luistert namelijk als een geschiedenisles in de, voornamelijk zwarte, Amerikaanse popmuziek. Dat begint bij de lome jazz van Chet Baker, de legendarische crooner/trompettist waar Murphy’s artiestennaam alleen al een hommage aan is. Op de single Talk is Cheap vormt een saxofoon met veel valse lucht de basis, zoals we dat in de sixties vaak bij Motown hoorden. Even later duiken er gospel harmonieën op, funky fingersnaps, lome West Coast-hiphopbeats, om uiteindelijk op 1998 zelfs een beat af te leveren die niet zou misstaan bij een Chicago house track. Waar dit soort experimenten vaak ten koste gaan van het liedje, weet Murphy alles moeiteloos in sterke liedjes te verpakken. Ondanks alle sores die bezongen wordt, een frisse plaat die je voor je plezier kunt opzetten.

Built on Glass van Chet Faker is uitgekomen op PIAS, en nu tijdelijk te beluisteren op de Luisterpaal. Op 2 mei staat hij in een uitverkocht Bitterzoet,5 mei op het Bevrijdingsfestival in Groningen en hij is inmiddels ook bevestigd voor Lowlands.