3voor12 bespreekt Award-genomineerde: Typhoon

Typhoon is terug, met zijn muziek, zijn poëzie en zijn gulle lach

Atze de Vrieze ,

Toen Typhoon zeven jaar geleden zijn debuutalbum Tussen Licht En Lucht uitbracht, konden we hem gerust een vroegwijs jonkie noemen. Terwijl veel van zijn collega-leeftijdgenoten zich bezighielden met feestjes en elkaar spelenderwijs aftroeven, ging Typhoon een paar stappen verder en dieper. Echt weg was hij sindsdien nooit - Fakkelbrigade, Muppetstuff, diverse projecten en zelfs een theatervoorstelling - maar die nieuwe soloplaat liet toch echt veel langer op zich wachten dan gebruikelijk. Wat blijkt: hij heeft zichzelf in al die jaren alleen maar meer overhoop gehaald, en dat gegoten in een indrukwekkende tweede plaat.

Er zijn drie peilers in het werk van Glenn de Randamie alias Typhoon. Allereerst is er het goede leven, een soort universele blauwdruk van hoe het moet, bepaald door de hogere macht die de rapper al in de allereerst minuut van zijn album aanroept. Dan is er de man zelf, eind-twintiger, ambitieus maar beperkt zoals ieder mens dat is. Zoekend naar connecties met andere mensen, strevend naar het ideaalbeeld, maar zich bewust van de onmogelijkheid ook maar in de buurt te komen. En er is de derde peiler: de Typhoon de rapper, de kunstenaar, die reflecteert op dat spanningsveld. Of zoals hij zelf zegt in openingsnummer We Zijn Er: "Ik wil niet per se goed doen, maar doen wat juist is. Mezelf zijn. Da's soms lastig, zelfde ticket, zelfde trein. Lobi da Basi of liever vertiefd. Ik heb nooit geloofd dat ik liefde verdien."
 
Dat die tweede plaat een Surinaamse titel (liefde is de baas) draagt, is natuurlijk geen toeval. Typhoon reisde veel, onder meer naar het land waar zijn roots liggen. Hij dook er niet alleen in de muziek, maar ook in het slavernijverleden. Sporen van die zoektocht zijn all-over Lobi da Basi. We horen de warme swing in het slot van single Hemel Valt, namedrops voor de Surinaamse saxofonist Carlo Jones en vrijheidsstrijder Anton de Kom in Niets Verwacht (waarin Ty meer zingt dan rapt). En er is een complete beschouwing in Van De Regen Naar De Zon, zijn Het Land Van, dat uiteraard ver voorbij gaat aan de clichés van Lange Frans en Baas B. "We zagen zoveel, zijn zo groot, maar als 't kantelt, zien we massamoord, apartheid, slavernij en de slavenhandel." Elders in dat nummer rapt hij ook nog dingen die Geert Wilders na een performance in de Ridderzaal dwongen te twitteren dat hij een 'vreselijke multiculti-bijeenkomst' had moeten ondergaan. Typhoon's kleine daad van verzet. Hij liet even zijn tanden zien, letterlijk en figuurlijk.
 
Vaker blijft hij dichter bij huis. Aan het begin al volgen twee fantastische songs over een uiteenvallende relatie elkaar op. Surfen is een liedje over seks, of eigenlijk over het uitblijven ervan in die doodlopende relatie. "Windstil is niet veel als je surfen wilt. Droogstand, niks virtueels dat vervangt die dans." Uit de agressieve surfsong met gospel backing vocals IJswater spreekt de radeloze wanhoop een fase later. "Is het puur onvermogen of gebrek aan liefde", vraagt hij zich af. Voortdurend is er ook het spanningsveld tussen alles uit het leven willen halen, en durven los te laten. Sta Me Toe is een prachtig nummer over een vriendin die gebukt gaat onder zelfopgelegde ambities en stress, Ochtend Weer een ode aan het pure ontsnappen, het loslaten van diezelfde druk. Het zijn alledaagse thema's, die in de woorden van de rapper een diepere laag krijgen en toch down to earth blijven.
 
Het knappe aan Typhoon als tekstschrijver is dat hij grote begrippen hanteert, zonder er voortdurend gemeenplaatsen over te uiten. Lobi, liefde, een gevaarlijk begrip, gevaarlijker dan wat dan ook. Bij Winne en zijn So So Lobi movement leidde het tot een weeïge oproep tot eenheid. Bij Typhoon is volop ruimte voor twijfel en zwakte, zijn beelden zijn bovendien niet allemaal eenvoudig te herleiden. En net als je hem te romantisch-intiem dreigt te vinden, kiest hij net een woord dat die sfeer doorbreekt. "Ik mis de manier waarop jij je 'slippie' aantrekt in de ochtend. Opstaat, maar als ik je tegenhou weer komt liggen. Je legt de wekker weg, je laat 'm snoozen en zegt: werk wacht wel, ik wil je nog even in me voelen."
 
Het knappe aan Lobi da Basi als muzikaal album, is dat je voortdurend verrast wordt. Er is geen standaard hiphopbeat te horen (even los van de vraag of daar iets mis mee is). Er klinkt jazz (zelfs een instrumentaal nummer), er klinkt een vleug calypso, en theaterman Andre Manuel verzoekt ons op dreigende wijze te dansen op zijn graf in een nummer dat verder juist luchtig zomers klinkt door zijn reggae basis. Dat nummer - Zandloper - klinkt ondanks zijn bepaald serieuze inhoud toch gewoon als een festivalhit, en dat zegt veel. Typhoon is terug, zoveel is duidelijk. Met zijn muziek, met zijn poëzie, en uiteindelijk - als puntje bij paaltje komt - ook met zijn gulle lach.