Pensioengerechtigde popmuzikanten: "De tijd is beperkt, het stopt een keer"

Deel 2 van Bop Till You Drop met Henk Hofstede en Ernst Janz

Tekst: Nicoline Baartman, foto’s: Maartje Geels ,

De eerste generatie Nederpopmuzikanten heeft de pensioengerechtigde leeftijd (bijna) bereikt. Tijd voor bezinning of rocken ze stevig door? De VPRO Gids vraagt het in drie duogesprekken. Afl. 2: Henk Hofstede en Ernst Jansz. ‘Ik wilde in mijn eigen taal.’

De ontmoeting tussen Henk Hofstede, spil van The Nits (sinds 1992: Nits), en Ernst Jansz (ccc Inc., Doe Maar) begint met een glas biologische vlierbessenlimonade in de keuken van Henk Hofstede in Amsterdam én de vaststelling dat ze allebei graag registreren en verzamelen. Ze hebben kortom meer gemeen dan hun ‘Henny’ – Henny Vrienten, met wie de een in Doe Maar zat en de ander onder meer de cd Aardige jongens maakte en op tournee ging, met Frank Boeijen als derde kompaan.

Allebei zijn ze, behalve Dylanfanaat en geboren Amsterdammer, ‘archivaris’ van hun bandjes. ‘Ik wil het graag netjes in de kast hebben staan,’ zegt Ernst Jansz (65). ‘Toen ik de verzamelbox van ccc maakte, kon ik eindelijk alle tweesporenbanden laten digitaliseren. Dat vind ik prettig.’ Dat ordenen doet hij ook met het oog op het nageslacht. ‘Ook daarom schrijf ik boeken, zodat mijn kinderen maar een greep in de kast hoeven te doen als ze willen weten wie hun vader of grootvader was.’

Henk Hofstede, bijna 62, filmt sinds jaar en dag. ‘Ik zet gewoon de camera aan en film, vanuit de auto bijvoorbeeld. Dat is vaak saai, hoor. Ik heb veel Duitse autobanen: in de sneeuw, in de herfst, in de zomer.’ Met het aanstaande veertigjarige bestaan van The Nits komt het materiaal goed van pas. Er staat onder meer een documentaire voor Het uur van de wolf op stapel.
‘Een mooi tijdsbeeld,’ concludeert Ernst, ‘want het is niet mooier gemaakt dan het is.’
Henk: ‘Nou, ik monteer er wel aan. Laatst ben ik filmpjes die ik eind jaren tachtig in Moskou had gemaakt weer eens gaan bekijken en rangschikken.’
Ernst: ‘Die moet je dus digitaliseren.’
Henk: ‘Precies. We zaten toen in het Rossiya Hotel, dat inmiddels is afgebroken. Ik heb simpelwel de kamers gefilmd. Als je die nu ziet: je gaat een tijdmachine in. Alleen het meubilair al is om te snoepen. Dus die rijkdom wordt groter naarmate ik verder terugga in de tijd.’
Ernst: ‘En als jij later doodgaat, ligt dat daar allemaal maar. Arm gezin dat achterblijft. Ik denk daar wel eens aan en bedenk: wat moeten ze ermee?’
Henk: ‘Nou, ik hoop er voor die tijd wel dingen mee te doen. Daarom werk ik er ook zo systematisch aan. De vhs’en komen dit najaar aan de beurt. Die staan nu nog op de zolder van de studio van The Nits in Sloterdijk.’

Wasbord
Het gesprek zou plaatsvinden op de boerderij van Ernst in Brabant. Jammer dat het niet doorgaat, vindt Henk, al hoeft hij nu niet te reizen. Hij had best willen zien waar ‘ccc’ zich eind jaren zestig terugtrok en broedde op een muzikale hippie-idylle. Toen hij in 1974 met The Nits begon, liep dat avontuur juist ten einde.
Via via kennen ze elkaar, en als ships that pass in the night. Soms schampten Doe Maar en The Nits elkaar heel even in het voorbijgaan op een modderig festivalterrein in de new wave-tijd. Des te helderder is de herinnering van Henk aan een concert van ccc Inc. in de Melkweg veel langer geleden. En aan die wasbordspeler met zijn extreem lange zwarte haar – Ernst Jansz. Hij had zelf net eindexamen gedaan. ‘Dat beeld is heel sterk. Ik ging liften in Scandinavië na dat concert. Ik denk dan aan Finland, aan de Melkweg, aan ccc en aan ksj, ksj, ksj – het wasbord.’

Henk zingt al vanaf zijn achtste. ‘Tingelingeling, my banjo sings. Van Jan en Kjeld, de Deense Everley Brothers.’ Door Rob de Nijs en de Lords werd hij aangestoken. Ze repeteerden in het buurthuis, terwijl Henk vanuit de speeltuin door het raam hun verrichtingen gadesloeg. ‘Versterkers van Vox, mooie gitaren en Rob die daar soepeltjes door die ruimte loopt.’

Ernst wilde eigenlijk concertpianist worden. Chopin bracht hem op het idee. Zijn collega lacht: ‘Concertpianist wordt wasbordspeler, daar zit iets omgekeerds in.’ Ernst: ‘Mijn hele leven had ik op de tafel getikt, tot ergernis van mijn moeder. Ik was er meteen goed in.’

Roeiboot

Het tekent de sfeer: kwinkslagen over en weer en veel ‘wauws’ als teken van waardering. Zo is Ernst een tikje jaloers op de beeldende kracht van het Nits-oeuvre (‘Wij hebben alleen afgrijselijke clipjes gemaakt’), en met name de ‘Nesciaanse’ sfeer van de videoclip van ‘In the Dutch Mountains’. Henk vertelt met smaak over de totstandkoming en hoe de bobo’s van platenmaatschappij cbs schoorvoetend instemden met een herschikking van het budget ten behoeve van een videoclip en vroegen: ‘Waar moet die dan over gaan?’ Over een roeiboot!

Minstens zo groot is het ontzag voor Doe Maar in Gelredome met Symphonica in Rosso 2012. Henk was er met zijn jongste dochter en werd overrompeld. ‘Het was een soort natuur.., eh geen natuurramp, maar heftig was het wel. Dat je in dat massale overeind blijft met je muziek. En de nummers die jij deed, zijn niet meteen de nummers waarbij iedereen inhaakt. Dat vond ik… Wauw!
Ernst: ‘Ik vond het ook wauw, hoor. Ik kan niet anders zeggen.’

Over Janis Joplin gaat het ineens. Alletwee waren ze erbij, toen ze in 1969 in het Concertgebouw stond – Henk als lid van de vaste veegploeg. En Ernst verklaart bijna plechtig dat zij verantwoordelijk is voor Doe Maars ‘Nederbiet’. Zij bracht hem op het idee. ‘Als ze niet zong, praatte ze met het publiek. Haar praten en zingen liepen naadloos in elkaar over. Toen dacht ik: wat gek dat wij zeggen: “Het volgende nummer gaat over…” en dan in het Engels gaan zingen.’

Toen hij daarna een keer een steengoed Deenstalig bandje hoorde, wist hij het zeker. ‘Ik wilde in mijn eigen taal.’ Voor Henk zit het Engels juist vastgebakken aan zijn liedjes. Als kind brabbelde hij op het gehoor de bekende hits mee. En nog steeds doet hij zoiets, als hij improviseert met de band. ‘Ik gooi er van alles uit, cd’s vol, of intussen: mijn iPhone vol. En het is niet alleen maar waanzin. Ik heb er wat aan.’

Dialect
De zoektocht naar de Doe Maar-taal was ingewikkeld. Ernst: ‘Woorden als “liefde”, “hart” of “schat” konden niet en alternatieven waren lastig te vinden. Daar moest je echt een weg voor banen.’ Henk: ‘Je moest natuurlijk opboksen tegen die schlagerachtige omgeving van de Nederlandse taal.’ Hij kent het geworstel maar al te goed. ‘Voordat ik “de Blau-we Ka-mer” kon zingen, dat was een hele strijd. Dat is andere koek dan Rubber Soul of Blonde on Blonde. En het mooie is: het pad dat jullie met Doe Maar zijn ingeslagen, wordt nog steeds verkend. Iemand als Spinvis gebruikt de taal weer anders dan jullie en anders weer dan Frank Boeijen.’
Ernst: ‘Of De Dijk. En laten we de rappers niet vergeten! Van oudsher is er trouwens wel altijd op een heel natuurlijke manier in het dialect gezongen.’
Henk: ‘Daniël Lohues vind ik mooi. Dat Drents is herkenbaar en niet. Daar wordt het muzikaal interessanter van. Het verhaal is niet meteen leesbaar, je moet graven. Ik heb in mijn jeugd eindeloos naar Dylan geluisterd, terwijl de tekst nul betekenis voor me had.’

Ernst heeft de koe uiteindelijk bij de horens gevat: hij heeft Bob Dylan vertaald. Dromen van Johanna heet zijn cd met Dylanliedjes uit 2010. Maar nu is het klaar voor hem – hij zegt het alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. ‘Ik val in een gat. Ik schrijf niks meer. Niet dat ik het erg vind, hoor. Als je Dylan hebt vertaald, wat moet je dan nog?’
Henk, een beetje beduusd: ‘Het kan toch juist een stimulans zijn?’
Ernst: ‘In mijn geval niet. Ik heb alles wel gezegd, denk ik. Weet je, ik heb veel geschreven vanuit een gevoel van onrust. En nu ben ik 65, ik voel me gelukkig en tevreden. De drang om dingen op te schrijven is een beetje verdwenen, in elk geval in de muziek.’

Maalstroom

Ernst heeft net een acceptabele vorm gevonden voor zijn nieuwe boek, dat de periode met cc Inc. in de Peel beschrijft. Alles op zijn tijd. Fantastisch toch dat hij op zijn 64ste nog in het Gelredome stond, terwijl leeftijdgenoten met academische loopbanen langzaam maar zeker afscheid nemen van hun werk met grote recepties? ‘Vroeger dacht ik dat ik de dertig niet zou halen, nu heb ik aow!’
Henk: ‘Ik ken die mensen ook, die stoppen met werken en zeggen: “En nu genieten.” Ik kan me er weinig bij voorstellen.’ Hij is nu op z’n productiefst, dankzij de iPad en het muziekprogramma Garageband dat hem in staat stelt waar dan ook, ook ’s nachts in zijn hotelkamer na een optreden in Griekenland of Zwisterland, een liedje te maken. Het ‘jubileum’ – hij spreekt het spottend uit, met een lange ‘eu’ – mag aanstaande zijn, voor hem blijft het ‘hollen met versterkertjes’ nog steeds de kern van de zaak.

Hoewel… hij merkt dat er ‘haast’ is gekropen in de vanzelfsprekendheid der dingen. ‘De tijd is beperkt, het stopt een keer. Die gedachte bestond vroeger helemaal niet. Er zijn nu al plekken waar we spelen, waarvan ik denk: misschien wel voor het laatst. Ik wil geen tijd verprutsen.’

Of de andere Nits het spelen nog steeds leuk vinden, informeert Ernst – die bij ccc wel eens iemand op sleeptouw moet nemen. Henk: ‘Ja, zeker.’ De suggestie dat hij een carrière uit het schoolboekje heeft, want consistent, productief en internationaal succesvol, wordt beantwoord met een ajakkesgezicht: ‘Ik hoop het niet.’ Alleen het woord ‘carrière’ al, daar moet je hem eigenlijk niet mee aankomen. Maar er is zeker iets te zeggen voor het gelijkmatige vaarwater van The Nits. Een groot verschil met het korte, heftige bestaan van Doe Maar. Ernst: ‘Dat je niet meer weet wie je bent, is de grootste prijs van de roem. Ik werd daar heel eenzaam van.’
Henk: ‘Bij ons is het altijd om de muziek gegaan, niet om de personen. Alleen ten tijde van “In the Dutch Mountains” ging het even heel hard. Toen kwamen we in die maalstroom terecht die niet goed voor je is. Onze bassiste Joke was daar niet tegen bestand. Zij is ingestort en daarna ook niet meer teruggekomen.’

Geen haast
Voorlopig staat Henks agenda in het teken van de voorbereidingen van het veertigjarig bestaan, met activiteiten in binnen- en buitenland. En in het najaar gaat hij op tournee met het Avalanche Quartet, dat repertoire speelt van die andere grote held: Leonard Cohen.

Ernst schrijft intussen op zijn gemakje door aan zijn proza en blijft lekker spelen – naast ccc Inc. heeft hij zijn ‘Indische bandje’. En er ligt ook nog een pianoconcert (‘Ik heb nu tien minuten’) op hem te wachten. Maar geen nood, als dat niet af komt. ‘Ik heb juist helemaal geen haast. Als ik nu iets doe, mag het jaren duren.’ Die rust heeft inderdaad met financiële zekerheid te maken, beaamt hij. Dankzij Symphonica in Rosso kan hij vooruit. ‘Pensioen heb ik niet opgebouwd. Het is heerlijk om even niet te hoeven denken: wat moet ik nou weer.’

Volgende week in aflevering 3 (slot) van Bop Till You Drop: René van Barneveld en Peter te Bos.