Het succes van pop-opleidingen ontrafeld: over zelfredzaamheid en ondernemerschap

Een rondgang langs de vele oud-studenten

Timo Pisart ,

Was Rockacademie vroeger nog een vies woord voor de credible muzikant, de nieuwe generatie Neerlands trots komt grotendeels van de vele popscholen vandaan. Wat is het succes van die muzikale opleidingen? En in hoeverre hebben die opleidingen de muzikanten gevormd? Een rondgang langs oud-studenten als Jacco Gardner, Mister and Mississippi en Posij. "Zonder de opleiding was ik nooit zo ver gekomen."

Mister and Mississippi, Tim Knol, Jacco Gardner, Mr. Polska, Tessa Rose Jackson, Posij, Thomas Azier, Orlando, The Silhouettes, Palmbomen, Boaz van de Beatz, Jebroer, Luik, Daily Bread, Bertolf, De Staat, Bombay Show Pig en ga zo maar door. Je zou het bijna niet geloven, maar al deze acts hebben een basis bij de muzikale beroepsopleidingen die ons land rijk is. Van de Popacademie in Leeuwarden (sinds 2003) via de MBO Sounddesign in Groningen en de popafdeling aan het Conservatorium in Amsterdam (2003) naar de Herman Brood Academie (2006) en Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en de Rockacademie (1998) te Tilburg: voornamelijk sinds het begin van dit millennium is het aantal popopleidingen in Nederland geëxplodeerd, en in de huidige lichting muzikaal talent hebben die opleidingen een niet te missen invloed. Maar wat hadden die muzikanten dan precies aan de opleiding die zij genoten?

Het zakelijke aspect

Van oudsher waren de traditionele conservatoria kunsthogescholen waar niets zo hoog in het vaandel stond als instrumentbeheersing, improvisatie en compositie, met op een tweede plek eventueel nog de mogelijkheid om muziekdocent te worden. Hoe anders zijn de popopleidingen nu, denkt Vincent Patty alias Jiggy Djé, die doceert aan de hiphopafdeling van de Herman Brood Academie (HBA) in Utrecht. Zijn leerlingen noemen ‘m nóóit mijnheer Patty, maar meestal Jiggy of Vinnie: het contact is laagdrempelig en informeel, maar de lesstof zakelijk. Patty geeft het vak Promo. Natuurlijk is muziek maken ontzettend belangrijk, maar allereerst leert hij zijn ambitieuze pupillen om ondernemer te zijn. Het kernwoord is zelfredzaamheid. “Het is het meest business-gerichte vak dat op de hiphopopleiding wordt gegeven en gaat over alles dat niet direct met muziek te maken heeft, maar wél met artiest-zijn: over auteursrecht, contracten, onderhandelen met labels, promotie, marketing en omgaan met de media.”

Ook Danny van Tiggele, gitarist van Mister and Mississippi en kersvers afgestudeerd aan de pop-opleiding van HBA, erkent het belang van ondernemerschap aan de opleiding. “Ik denk dat 65 procent van de lessen focust op het zakelijke aspect en ik 35 procent van de tijd mijn gitaar in handen had. Maar laten we wel zijn: met Mister and Mississippi heb ik misschien een kwart van de tijd die ik erin steek repetities en optredens, de rest bestaat uit randzaken. Dat is de realiteit van het leven als muzikant.” Juist die zakelijke lessen waren van levensbelang, aldus Danny. “Het was heel fijn dat we die lessen meteen konden toepassen. We begonnen net met platenmaatschappij V2 te praten over een contract en konden dat meteen voorleggen bij onze docenten. Dit was geen toets meer, dit was de ‘real deal’. Planning is alles om verder te komen: wanneer release je die eerste single? Wanneer mag je langskomen in DWDD? Wanneer komt het album uit? Zo hadden we een hele goede basis voor de platenrelease.” 

Afleidend van creativiteit

Sommige muzikanten staat dat zakelijke aspect van de opleidingen juist tegen. Zo zei Tim Knol, die de HBA voortijdig verliet, al eens in een interview dat hij helemaal niet op zijn plaats was op de opleiding: “Je moest in allerlei andere bandjes zitten en projectjes doen, en dat leidde me ontzettend af van wat ik eigenlijk wilde doen: eigen liedjes maken en schrijven en met mijn eigen bandje op pad gaan. Die lessen over muziekondernemerschap waren zelfs belemmerend, als ik niet op de school had gezeten had ik meer tijd te besteden om muziek te maken. Maar ja, ik moest wel, ik was leerplichtig.” Ook Bertolf, die studeerde aan het ArtEZ conservatorium Zwolle, liet zich in een interview met 3voor12 al eens negatief uit over het onderwijs: "Ik ben achteraf tegen muziekopleidingen. Ik denk dat het mensen verpest. Je leert je instrument beheersen, maar alle creativiteit wordt eruit gehaald."

Van de huidige lichting zijn ook muzikant/producer Jacco Gardner en de opkomende dubstep-producer Posij niet onverdeeld positief. Posij volgde de MBO Sound Design in Groningen. Ondertussen werd hij onder de vleugels genomen door Noisia en stond afgelopen jaar zelfs al op Lowlands, maar met zijn opleiding had dat weinig van doen. “Het ging op school bijna meer om het leren invullen van een gageverklaring dan het zo goed mogelijk maken van muziek. Dat vond ik heel naar aan de opleiding. In het laatste jaar werden we alsmaar gepusht om iets uit te brengen, en ik dacht alleen maar: je kunt beter één uur besteden aan het maken van muziek dan acht uur aan het alsmaar mailen van platenmaatschappijen, en dat terwijl mijn opleiding het tegendeel probeerde te leren.”

Veelzijdigheid

Jacco Gardner studeerde compositie en productie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) en miste die zakelijke lessen juist, vertelt hij. “Ik had graag geleerd over social media, promoten op internet en netwerken. Dat zijn superbelangrijke zaken voor een producer, maar we kregen er geen les in. Ze leerden ons voornamelijk om je stijl zo veelzijdig mogelijk te maken: ze zetten erop in dat je voor verschillende opdrachtgevers en reclames muziek kunt maken, zodat je na je opleiding financieel goed terecht komt.”

En dat was niet wat Gardner zocht in de opleiding: “Ik heb veel tijd moeten verspillen aan muziek die ik niet wílde maken en niet bij me in de buurt lag. Op de open dag kregen we voorbeelden als Phil Spector, Radiohead en Brian Wilson, die zowel als producer en songwriter de studio gebruikten om muziek te maken, maar daarin kregen we op de opleiding helemaal geen les.”

Tessa Rose Jackson is heel wat positiever over haar ervaringen aan de popafdeling van het Conservatorium van Amsterdam (CvA): “Natuurlijk moet je wel eens dingen doen die je niet wil doen, maar ook daar leer je veel van. In een rockbandje waar ik met tegenzin aan begon heb ik bijvoorbeeld mijn stem beter leren beheersen. Thuis kun je ook heel veel opsteken met een zangleraar en productietechnieken uitpluizen op het internet, maar ik wilde gelijkgestemden vinden. Dat sociale aspect is heel belangrijk voor me. Ik heb er bijna mijn hele band leren kennen.”

“Zonder opleiding was ik nooit zo ver gekomen”

De vraag rijst: in hoeverre hadden de opleidingen dan een positieve invloed op de muzikanten? Als er één act is waar de invloed van de popopleidingen evident is, is het Mister and Mississippi wel. Het is simpel: zonder de Herman Brood Academie was de band er nooit geweest, vertelt gitarist Danny van Tiggele. De bandleden stonden voor het eerst samen in een repetitieruimte dankzij het vak Act Development. Elke acht weken wordt de studenten gevraagd om van begin tot einde een band te vormen. Zo krijgt iedere leerling wel tien bands in diverse stijlen. Mister and Mississippi was daar een van.

Hoe kritisch hij ook is, ook Gardner denkt nooit zo ver te zijn gekomen zonder zijn studie. “Ik denk niet dat ik zonder opleiding zelfverzekerd genoeg was geweest om mezelf als producer te bestempelen en daadwerkelijk iets af te maken.” Als afstudeerproject gaf hij een voorzet voor zijn debuutalbum en ontmoette hij Jean Audier, de geluidstechnicus die in de jaren '60 al werkte met Golden Earring, Q65 en Ro-d-Ys. “Zonder dat afstudeerproject was ik nooit zo ver gekomen, ik werd er echt toe gezet om allerlei materiaal te lezen, schrijven en interviews te doen. Dat doe je maar één keer in je leven: alleen bij zo’n studieopdracht, en daar heb je echt heel veel aan.”

Docent Jiggy Djé (HBA) vergelijkt het met een jongen die voetbalt bij de jeugd van Ajax. “Zijn schoolprogramma is erop aangepast, die jongen heeft een grotere kans om in de selectie van het eerste van Ajax te komen dan die gast die Economie gaat studeren. Onze studenten hebben gewoon heel veel tijd om bezig te zijn met muziek.”

In de olie

En hoe zit het met de cijfers? Verleden jaar stuurde de Rockacademie een persbericht uit dat maar liefst 80 procent van hun afgestudeerden binnen een half jaar een baan vond binnen de sector. Althans, volgens eigen onderzoek. Dat bericht werd met hoongelach en scepsis ontvangen, maar ook Marieke Lauwrier, woordvoerder van HKU, kijkt niet raar op van de cijfers: “Ik kan niets zeggen over hun eigen onderzoek, maar 80 procent is niet zo vreemd bij de kunsten: vorig jaar maakte de HBO-raad al bekend dat juist kunststudenten in verhouding tot studenten van commerciële opleidingen makkelijker aan het werk komen in deze tijden van economische crisis, en dat komt ongetwijfeld omdat in elke opleiding tegenwoordig aandacht wordt besteed aan ondernemerschap. Ze weten dat ze niet hoeven te wachten op een baan, maar zelf actief aan de slag moeten om hun eigen kansen te creëren.”

Jiggy Djé moet lachen om de cijfers. “Ja, technisch gezien vindt 100 procent van de oud-studenten een baan in de sector, want zodra je ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel bén je officieel werkzaam. Je moet van muziek houden voor zo’n studie, als je hier alleen zit om geld te verdienen, kun je beter in de olie gaan.”