Vorige week bracht Sigur Rós de inmiddels zesde langspeler Valtari uit, op originele wijze. De plaat maakte een ronde over de aarde, en was in iedere tijdszone precies een uur beschikbaar. Om 19.00 uur brak Valtari-uur aan, hier bij 3voor12. Fans zullen een vertrouwd maar misschien onverwacht belletje hebben horen rinkelen: Valtari betekent een terugkeer naar de gloomy, langgerekte mineurtonen van eerdere albums als Ágætis Byrjun (goed begin) en het derde album van de band, simpelweg getiteld ( ).
Valtari doet in niets meer denken aan de meer recentelijke poppy aspiraties van frontman Jonsi, die op zijn solodebuut Go zocht naar meer toegankelijkheid door theatrale, bijna blijmoedige barokpop en teksten in het Engels. Maar ook de twee voorgaande releases van Sigur Rós, Takk… (bedankt) en vooral Með suð í eyrum við spilum endalaust (met een gezoem in onze oren spelen we eindeloos), waren een stuk radiovriendelijker dan eerdere producties. Op het dynamische Takk... liet de band zijn post-rock in veel van de tracks nog ontsporen in pompende drumexplosies. Leadsingle Gobbledidook van Með suð í eyrum við spilum endalaust viel op door up-tempo drums, folky gitaren en het aanstekelijke lalalalalalalalala refrein. Een meer speelse nieuwe richting voor de band, die op Valtari evenwel weer teruggedraaid wordt. Niets van de frisse frivoliteiten op dit album.
De titel Valtari is IJslands voor stoomwals. Sigur Rós roept met de trage, zich voortslepende geluidsexperimenten op de plaat zo’n beetje het muzikale equivalent op van deze logge machines. Een stoomwals; heel wat anders dan het ruwe, open, tijdloze landschap van IJsland, zo vaak gebruikt als metafoor voor de muziek van Sigur Rós. "Onze muziek gaat niet over vulkanen en gletsjers”, zei toetsenist Kjartan Sveinsson vorige week in een interview met 3voor12. “Aan het begin gingen alle interviews daarover, en wij hebben het spel maar een beetje meegespeeld. Dat heeft ons lang achtervolgd. Uiteindelijk is het niet zozeer de IJslandse natuur die ons inspireert, maar meer de openheid in het algemeen, de ruimte." Een stoomwals die je langzaam overrijdt; in alle opzichten een betere metafoor voor de trage soundscapes van Valtari. Voor het grootste deel volledig van percussie gespeend rollen de nummers zich als het ware in slow-motion over je heen, en word je als luisteraar ondergedompeld in de ambient atmosfeer die de IJslandse band tijdens het gehele album oproept.
Het album onderscheidt zich van het vroegere oeuvre van Sigur Rós door een breder palet aan instrumenten om de weemoedige geluidsvlagen te maken. Naast piano, klokkenspelen, de karakteristieke hoge stem van Jonsi en zijn al even typische gitaar-met-vioolstok zoekt Sigur Rós zoekt het nog meer in het experimentele. Openingsnummer Ég anda bijvoorbeeld eindigt met een soort supersonische walvisgeluiden, terwijl ook de geluidsvlagen van Rembihnútur met name uit onorthodoxe elektronica opgebouwd zijn.
Eerste single Varúð is de sterkste compositie op Valtari. Met een schitterend orkestraal refrein bereikt de emotioneel donkere track een zorgvuldig geconstrueerde climax, die weer naadloos overgaat in een rustiger pianocouplet en met stuwende percussie afsluit. Deze wat meer dynamische track had zodoende prima op het vierde album Takk… gepast. De titeltrack is de Valtari op zijn meest letterlijk: de band werpt een acht minuten lang durende geluidsmuur op, met repetitieve klokkenspeltonen als prominente factor, begeleid door uitgesponnen, met vioolstok gespeelde gitaar. Het album sluit in stijl af met Fjögur píanó, een mooie, minimalistische en melancholische pianotrack. Valtari: een stoomwals die je in alle rust over je heen moet laten dreunen.
Valtari verschijnt via Parlophone/EMI en is tijdelijk te beluisteren op de Luisterpaal