3voor12 bespreekt Album van de Week (18): Santigold

Santigold neemt de leiding op strijdbaar Master Of My Make-Believe

Atze de Vrieze ,

We mogen nu toch wel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen dat Madonna de titel Queen Of Pop kwijt is. Wie is haar opvolger? GaGa? Rihanna? Of toch outsider Santi White alias Santigold? Zelf lijkt de 35-jarige uit Brooklyn graag een gooi te willen doen naar de troon. Niet voor niets laat ze zich op haar tweede album Master Of My Make-Believe afbeelden als Napoleontische krijgsdame (in een schilderij van Kehinde Wiley) én als mafia-don. “Storm my winter palace, but they couldn’t take it”, klinkt het in opener Go! (met Karen O van de Yeah Yeah Yeahs). “Ride my reputation, try to pull my status, but they couldn’t fake it.”

Het is altijd razend gevaarlijk, van die tweede platen die ingegeven zijn door beroemdheid en succes. Ze leiden vaak tot een zelfingenomen, gezwollen wereldbeeld. Of, zoals in dit geval, een vreemd soort paranoia. Santigold is op haar Master Of Make-Believe voornamelijk bezig met wat andere mensen vinden en doen. Wat haar album toch interessant maakt, is het feit dat Santigold het gevecht naar een hoger plan probeert te trekken. Ze definieerde het zelf als een plaat over de new American dream. Volgens White leven we in een tijd van oppervlakkigheid en vluchtigheid, waarin niet alleen sterren op het witte doek, maar werkelijk iedereen een klein beetje beroemdheid najaagt. In Fame zingt ze: “We don’t got no shame, aim up we got a plan. Say we never play their game, keep your heads in the sand, so our hearts can’t be mislead.”

Jazeker, in wij-vorm, want Santigold doet net zo goed mee aan het circus, misschien wel meer dan ze in eerste instantie zelf dacht. De creditslijst van haar nieuwe album past bij een artiest die meedoet in de hogere regionen van de hedendaagse popmuziek. Producers als Dave Sitek (TV On The Radio), Greg Kurstin (o.a. Lily Allen), Switch, Q-Tip, Buraka Som Sistema, Diplo en Boys Noize zijn aangerukt, Nick Zinner van Yeah Yeah Yeahs speelt op veel nummers gitaar. Enkel de beste munitie wordt ingezet om Santi aan de top te houden. Dat levert een aantal razend slimme producties op, al zijn dat met name de up tempo songs. Halverwege zakt de plaat zelfs genadeloos in met trage slepers als This Isn’t Our Parade, The Riot’s Gone en Pirate In The Water. De klappers zijn hardere tracks als opener Go!, aan het eind van de plaat het venijnige Look At These Hoes en afsluiter Big Mouth, ook alweer over ambitieuze concurrenten die het op de troon voorzien hebben. “Go on, go you, go lead ‘em if you know.”

Net als op haar debuut zitten Santigolds producties sluw in elkaar. Compacter ook dan die van M.I.A, een artiest waar ze regelmatig angstaanjagend veel op lijkt, zowel in haar producties als vocalen. Ze is minder grillig en minder controversieel, maar niet minder strijdbaar (“I’ve been hunted all my life”). Beide dames delen een voorliefde voor opzwepende beats met ragga-,dancehall- en baile funkknipogen. Dan is er de scherpe combi van raps en zang, met dezelfde net onvaste toonzetting, en Santi’s gevoel voor indierock. The Keepers flirt opvallend met Kim Wilde-achtige 80s pop en zou zomaar een grote hit kunnen worden. Mid tempo single Disparate Youth combineert gedubte drums en bas met een kraakheldere gitaarhook, die het nummer draagt.

Dat Disparate Youth is een van de nummers waarop Santigold haar bredere visie laat zien, in sloganvorm. “We know now we want more”. Ook hier zien we een strijd, maar dit keer kiest ze de aanval in plaats van de verdediging, in een duidelijke ‘wij’ tegen ‘zij’ setting. Gaat het om een echte strijd, zoals in het Midden-Oosten? Om een generatieconflict, een klassenstrijd? Om het spel tussen de machthebbers en de rest? Die vraag blijft onbeantwoord, maar de toon is duidelijk. “While we sleep in America, our house is burning down”, klinkt het naargeestig verderop in The Keepers. Santigold staat bij deze op en neemt strijdbaar de leiding. Wie volgt?