#ADE12: Afrojack tovert Paradiso om tot klein-Vegas

Trotse dj viert homecoming met indrukwekkende show

Atze de Vrieze ,

Er is één tafeltje op de VIP-balkon in Paradiso waar zelfs wij, normale VIPs, niet mogen komen. Dat is voor sommigen van ons moeilijk te verkroppen. Er hangt een dik, rood koord, bewaakt door twee stevige mannen. Het tafeltje is leeg, maar de glazen staan klaar. Even voor tweeën zal daar een gast aanschuiven die voor dj Afrojack nog belangrijker is dan zijn moeder.

VIP-decks in Paradiso, sommige mensen vinden dat op zich al een belachelijk idee. Maar eerlijk gezegd is het helemaal niet zo'n decadente bedoening als je zou denken. Niet zoals vorig jaar bij David Guetta in The Sand, waar groepen vrienden met flessen wodka en champagne jongleerden. Nick van der Wall wil simpelweg zijn gasten netjes ontvangen, met een drankje en een plek waar ze zich bijzonder voelen. Amsterdam Dance Event is ook voor hem een soort homecoming na weer een jaar wereldverovering. Weer een jaar met limo's, mooie vrouwen en belangrijke artiestenmanagers. Hij is de don van de Dutch dance. Geen despoot, maar een dankbaar en vrijgevig man. Hij zal gul laten zien hoe het moet. Hospitality, noemen ze dat in Amerika. Een portier van Paradiso die enkele van zijn vrienden weigerde aan de deur krijgt aan het eind van de avond een welgemeende uitbrander via Twitter: "Go work at a sock factory."

Op dit moment heeft Afrojack opnieuw een radiohit met Rock The House, en inmiddels heeft hij genoeg tunes om twee uur met gemak te kunnen vullen. Hij heeft ook meer dan genoeg jongens om zich heen verzameld om Paradiso te vullen. Sidekicks als Bobby Burns, Apster, R3hab, Shermanology en Quintino maken in zijn slipstream een heel aardige carrière voor zichzelf, vandaag zijn zij gehouden aan een showcaselengte van veertig minuutjes. Die benut Shermanology het meest overtuigend. Het is een familieaangelegenheid, dit trio met dj Andy Sherman en zijn zus Dorothy als basis, aangevuld met een neef met dezelfde achternaam. Ze groeiden overduidelijk op met soul (zo te horen van het was gladdere soort) en gospel, want daarmee doorspekken ze hun house-sound.

Andy is zo'n beetje de main man. Hij zingt niet alleen, hij draait ook de tunes. Hij oogt als een flamboyante leerdiva met opgeschoren haar uit de begindagen van de house, of zelfs nog vroeger, uit de New York discotijd. Maar de house krijgt een flinke update naar het heden, met de karakteristieke bleep-sound uit de Afro-stal en de continue prikkel die in deze scene gewoon is. Ze mogen een klein stukje 'hebben' van Can't Stop Me Now, de hit die ze scoorden samen met Afrojack, een kleine teaser voor straks. Opmerkelijk detail: op de dj-booth staat een magische rode knop. Als je er op drukt - zo suggereert het ding - verandert alles. Echt alles. Het is uiteraard niet aan Shermanology om er een hengst op te geven.

Shermanology heeft een heel eigen sound die bij vlagen best spannend is, zijn opvolger Quintino gaat voor het opportunistische open beukwerk. Hij draait onder meer Alphaville-klassieker Forever Young in een Dutch-house-jasje en zijn eigen hit Epic, een soort rap-wob-electro mashup, waarbij eindelijk de indrukwekkende CO2-kanonnen in werking gesteld worden. In de kleine zaal staat inmiddels Tommie Sunshine (huh?!?) met zijn zonnebril en het haar tot over zijn kont voor letterlijk één persoon te draaien. Klein telt niet vanavond. Het mega-exclusieve VIP-VIP-tafeltje blijkt intussen bestemd voor Ronald 'Slim' Williams, übercrack van Ca$h Money Records, het imperium rond Lil Wayne. Bepaald geen kleine jongen, in alle opzichten, en er ontstaat wat jongensachtige nervositeit bij het rode koord. Dennis Weening doet een dappere poging Mr Polska en Boaz van de Beatz aan Slim voor te stellen. Dat moet via een bodyguard en een rechterhand, terwijl Slim anderhalve meter verderop onderuitgezakt zit. Mr Polska dus, Boaz, belangrijke rapper en producer uit Nederland, hebben met Afrojack gewerkt, zo luidt het aanbevelingspraatje. De secondant brengt de boodschap over, maar een handdruk van de man zelf zit er niet in. 'Don't get too close man.'

Je kunt zeggen wat je wilt, maar de man komt wel speciaal kijken hoe Afrojack zich als een held laat ontvangen, met een spectaculair introductiefilmpje van maar liefst vier minuten, waarin natuurlijk zijn Afrojet langs flitst. Dan volgt een spervuur aan hits. Bij No Beef spuit Afro een bescheiden flesje champagne over zijn fans. 'Give me everything tonight, we might not have tomorrow,' klinkt het even later in de hit met r&b-zanger Pitbull. Er lopen hier mensen rond met ogen alsof het morgen én overmorgen zondag is. Een van hen spreekt elke prachtige vrouw aan die hem op weg naar de deur passeert. Er hoeft er maar één in zijn net te blijven zitten. Afrojack's tracks zijn goed voor het betere on top of the world gevoel, met een on-Hollandse bravoure, tegelijk gelukkig ook met een knipoog. 'Paradiso, make some noise for my mom up there,' zegt Afrojack te midden van een stortvloed aan overweldigende superster-visuals. De blikken gaan omhoog, op zoek naar de vrouw die we allemaal kennen uit de Remia-reclame.

Hij doet het slim hoor, steeds vast een beetje teasen naar een hit die nog moet komen of naar een ritme dat we kennen. Zijn Major Lazer bijdrage Pon de Floor draait hij niet, het ritme ervan loopt als een rode draad door de set, net zo belangrijk als de opruiende bleeps. Die dancehall shuffle, die bubbling beats, sluw verwerkt in big room house, ziedende electro en catchy vocalen. Een heel eigen sound, waar hij steeds een nieuwe variant op verzint. De man is niet bang het zelf marktgerichte muziek te noemen, maar zijn schaamteloosheid is ook wel weer ontwapenend. En voor zulke opportunistische muziek zitten er toch verdomd veel geinige, vernieuwende elementen in. Iedereen wil kennelijk iets met die sound, want we horen remixen van Gotye tot Keane. En ook iedereen die niets met die sound wil, vindt er iets van. De drum 'n bass scene is op zijn teentjes getrapt door Afrojacks denigrerende opmerking ('vage gabber shit') bij Pauw en Witteman, zo werd duidelijk in de ADE wandelgangen. En je hoeft maar een dj te interviewen, of zijn naam valt.

Als tegen half vier de woensdagavondmoeheid genadeloos intreedt, heeft Afrojack nog twee kanonnen achter de hand. Ten eerste: een confettiknaller, waarbij ondergetekende helaas even ontgaat of de magische rode knop door nu voor diende. Ten tweede: David Guetta. De trotse nummer-1 dj mag onder meer zijn eigen hit Titanium draaien en Afrojack een grote knuffel komen brengen. De glimlach van de kleine Fransman is zo onnatuurlijk groot dat je de hand van een plastisch chirurg vermoedt. Hij eindigt met een verrassing voor zijn protégé: een kennelijk nieuwe remix van Oasis' Wonderwall, zo plat als een crêpe. De man uit Spijkenisse verrast terug door zijn set af te sluiten met 'de nieuwste Nederlandse shit' van Yellow Claw. Zie Boaz glimmen op het balkon. Trots, dat is misschien wel het toverwoord van Afrojack's succes. Zijn immense zelfvertrouwen werkt aanstekelijk, net als zijn opportunisme. 'Je moet de kansen grijpen in je leven,' zegt een jongen voor de deur van Paradiso vol overtuiging tegen zijn gezelschap. Dat is wat deze jongen doet. De kans om de grootste popster te worden die Nederland ooit gekend heeft.