Mooi, zo'n poptempel, maar wie moet er spelen?

Meer geld geen garantie om internationale namen te trekken

Nederland kent zo langzamerhand een indrukwekkende infrastructuur als het om poppodia gaat. Elke zichzelf respecterende stad heeft zijn eigen poptempel, en de komende jaren worden het er nog meer. Maar wie moet daar eigenlijk spelen? "Internationale gevestigde bandjes zullen best komen, als er wordt betaald", schreef de Volkskrant vorige week. Maar is het echt zo simpel?

Meer geld geen garantie om internationale namen te trekken

Nederland wordt volgebouwd met blinkende poptempels. Er ontstaat zo langzamerhand een indrukwekkende infrastructuur, maar wie gaat al die mooie, grote zalen eigenlijk vullen? “Internationale gevestigde bandjes zullen best komen, als er wordt betaald”, schreef Robert van Gijssel afgelopen week in een geruchtmakend artikel in De Volkskrant. In datzelfde stuk zegt interim-directeur Paul van Oort van podium Hedon in Zwolle: “Ze zullen ook wel moeten, want als ze wat willen verdienen, moeten ze live spelen.” Is het zo simpel? 3VOOR12 vroeg het de boekers.

Ron Euser van MOJO beaamt dat geld een belangrijke rol speelt. “Een band als Editors geeft een heel groot deel van zijn geld uit aan rekeningen. Een luxe bus, een agent, een hele entourage. Als je een week naast Paradiso en de Melkweg gaat staan, zie je hoe chique veel bands leven. Dave Matthews had voor zijn solo-optreden vorige week in Paradiso een gevolg van veertien man, inclusief geblindeerde taxi’s en twee tourmanagers die de afrekening doen. Er zijn natuurlijk wel verschillen. Bonnie ‘Prince’ Billy kwam in zijn eentje, reed zelf met de trein van Schiphol naar Utrecht en rekende zelf af. Maar ook dan geldt: er zit maar een beperkt aantal dagen in een jaar.”

Willem Venema van boekingskantoor The Alternative sluit zich daarbij aan: “We lopen in Nederland achter op Engeland en Amerika. Daar zijn ticketprijzen veel hoger. Bands dreigen Nederland over te slaan. Eigenlijk zijn Paradiso en Melkweg de enigen die mee willen gaan in die strijd.” Maar geld is zeker niet de enige factor van belang: “Je moet de zaal uiteindelijk ook vol krijgen. In Amsterdam zit je veel eerder op honderd procent, dat weet een agent ook. Utrecht komt daarna. En bands willen vaak in Amsterdam spelen. Eerlijk is eerlijk: als een Nederlandse band naar de Verenigde Staten gaat, dan liefst naar New York.”

De aantrekkingskracht van Amsterdam is dus groot, maar er zijn ook bands die juist wel eens ergens anders heen willen, zeker als ze Amsterdam al een paar keer aangedaan hebben. Venema: “Bright Eyes wilde persé in Utrecht spelen. Daar balen ze dan in Amsterdam weer van. Het is vaak heel persoonlijk. Als een tourmanager een bepaalde stad een boerendorp vindt, dan krijg je zo’n band er nooit naartoe.”

Jan ten Boom van Boom Agency werkt alleen met Nederlandse bands, een enkele Belg daargelaten. Hij beheert een groot deel van de Excelsior stal. De schrikbarend lege grote zaal op de foto in de Volkskrant herkent hij gelukkig niet: “Dat lijkt me wat aangedikt. Veel van de nieuwe podia hebben een mooie kleine zaal.” Uit zijn eigen stal is eigenlijk alleen Johan in staat de grote zalen vol te trekken. De oude, net iets kleinere zalen van veel podia waren voor veel Nederlandse bands geschikter, vindt Ten Boom: “En ze waren vaak sfeervoller.”

De grote podiadichtheid speelt een belangrijke rol bij het uitstippelen van een tourschema. “Je kunt niet binnen een bepaalde periode te vaak in dezelfde regio spelen. Er moet wel drie tot vier maanden tussen zitten.” Vooral Noord-Holland is druk, met buiten Amsterdam zalen in onder meer Alkmaar, Haarlem, Purmerend, Heerhugowaard, Hoorn, Edam, Heemskerk en Amstelveen. Naast een overvloed aan podia kent de provincie ook veel festivals: “Als je Johan op het Bevrijdingsfestival in Haarlem neerzet, kun je niet dezelfde maand nog een ander festival doen. Anders zou Johan nog veel meer festivals kunnen doen”, zegt Boom.

In de komende jaren zullen nog zeker vijftien zalen hun capaciteit flink uitbreiden, wat de puzzel logischerwijs nog wat lastiger te leggen maakt. Een creatieve aanpak kan dan succes hebben, vooral als een band nog niet in veel landen populair is. Euser: “In het Burgerweeshuis in Deventer zit een aantal enthousiaste stonerfans. Die benaderen zelf bands. Kultuurhuis Bosch in Arnhem heeft laatst Bromheads Jacket overtuigd om daar te komen spelen. Het is een kwestie van zo dicht mogelijk bij de band mailen en bellen.”

In sommige gevallen kan een kleine zaal in de provincie zo dus een mooie act binnenhalen, maar bij de grote vissen gaat het toch echt anders: “Zodra een act in Nederland meer dan 500 bezoekers trekt, is hij bijna altijd ook elders bekend. Dan krijg je meestal hooguit één of twee shows in ons land.” Of zoals Venema zegt: “Nederlandse podia willen veel, maar vergeten soms dat de hele wereld mee biedt.”