Nanne Tepper: De Man Met de Zeis

Over doden John Peel en Greg Shaw

Terwijl Nederland nog in shock is over de dood van Theo van Gogh is Tepper nog steeds in de ban van de twee muzikale frontsoldaten die onlangs sneuvelden in de strijd. Een ode, op zijn Teppers.

Over doden John Peel en Greg Shaw

Ik ben geloof ik nog net genoeg bij zinnen om met grote argwaan de geur van de dood te bespeuren die ineens weer ferm van de aardkloot slaat. Als je zelfs de stank van suikerbietencampagnes niet meer ruikt omdat het zweet van De Man Met De Zeis (da’s gewoon God hoor) alle geuren penetreert, raak ik compleet in de war. Ik ben geheel voor de dood, maar dan wel mijn eigen. De dood van bewonderden en dierbaren vind ik in de regel onvergeeflijk. Enfin. John Peel legt het loodje en blijkt ineens miljarden fans te hebben die hem waarlijk nooit hebben kunnen horen op de radio - maar de legende wil ook wat. Wel, als ik even in de kerk mag vloeken: ondanks al mijn ontzag voor wat Peel voor de muziek gedaan heeft en al mijn respect voor zijn bijna onmenselijke Ausdauer vond ik hem als dj onuitstaanbaar. Jaren lang tussen de nummers door mijn vingers in mijn oren gestopt om die neerbuigende stem niet te hoeven horen. Nooit begrepen waarom luisteraars zo onder de indruk raken van een disc jockey die een toon tegen je aanslaat alsof je regelrecht uit Trailerpark County komt en door Grandpa Know It All wel eens even geheel tegen je zin gealfabetiseerd zult worden. En dat na een schooldag in Veendam – moeilijk uit te leggen, maar zoiets valt niet goed in die contreien. Ook ernstig betreurd, maar meer in stilte, is Greg Shaw, die onlangs op 53 jarige leeftijd overleed. De man die volgens de legende als journalist de term gagarerock bedacht, zonder opgeven verzamelde ‘wat bestond’, zijn eigen compilatiereeks begon en in zijn korte leven meer schatten opgroef dan drie generaties ‘teenage rejects’ kunnen achterlaten. Dergelijke mensen wegrukken is pure terreur. Dat Onze Ouwe Heer meestal een in één klap een roedel muzikanten tot Zich neemt omdat Hij een nieuw bandje in het Hiernamaals wil, logisch. Maar nu lieden wegnemen die op centrale posities in bijna kansloze muziek zitten, dat verontrust me. Wat me bovendien verontrust: in kringen van luisteraars van bovengenoemde helden is een bizarre voorkeur ontstaan voor het roken van crack, het slapen in de smerigste goten en het cultiveren van psychoses die al het junkieleed van weleer opnieuw lijkt te romantiseren. Lieden waar ik een jaar geleden nog redelijk normaal mee converseren kon, zijn nu dakloze junkies. Pure garagerockers die ik bewonder, hangen de hele dag aan de pijp en denken dat ze de ‘loser-cultuur’ van het genre illustreren. Ze menen soms zelfs dat ze hun leven offeren aan de rock ’n roll door hun trage zelfmoord eindeloos te vieren - terwijl ze dondersgoed weten dat hen aan de andere kant geen schone maagden wachten, maar gewoon een kudde ongestelde westerse wijven van rond de dertig met urineverlies, constipatie en andere lekkages waarvoor de luiers opgestapeld liggen. De voorgangers sterven, de ouderwetse feestvierders van de garagerock zijn aan het tobben geslagen over ‘het leven’ en de rest van de Peel-posse heeft enkel nog lol in betweterij op obscuur terrein. Logica bestaat niet, maar conceptuele continuïteit wel. Het leven is nu eenmaal nog platter dan een boek van Mulisch. Geen wonder dus dat juist nu oude Gun Club albums eindelijk weer beschikbaar zijn. Het is godverdomme DE perfecte soundtrack voor ‘heden ten dage’. Werp een zenuwachtige blik op die door kilte benevelde nachthemel boven je kop, snuif eens goed en kokhals, leg de naald in je verse plak Las Vegas Story of Miami, en hoor een zanger die van alle ellende wist, en op onnavolgbare wijze blasfemie bedreef door onze hele toonladder te negeren. Pierce zong niet vals (zoals Ome Neil), zemelde er niet eindeloos op los (zoals Ome Lou), nee; Pierce zong loepzuiver in zijn eigen muzikale register. Toen ik de The Gun Club lang geleden voor het eerst live zag, wist ik dat er een Hel was. En dat is een wetenschap waar je wat mee kunt. Pierce wist het. Shaw wist het en was er vermoedelijk dankbaar voor. En Peel? Vermoedelijk wist Peel het het beste, en was hij er het minst van onder de indruk. Dus. Als je Onze Ouwe Heer met een kopje thee afserveert vanwege Zijn grenzeloze wansmaak, word je zoals Peel in je derde jeugd eenvoudig afgeslacht. Als je, zoals Shaw, te vroeg sterft, is dat een gevalletje verveeld ruimen van diezelfde Ouwe Boer. Als je een genietende garagerocker bent, weet je dat je veel te vroeg ten onder kunt gaan. Omdat je het er naar gemaakt hebt en nooit in het statiegeld van je langzaam leeglopende donder geïnteresseerd bent geweest. Dat is geen theatrale no-future pose, maar een manier van leven die boven alle andere te prefereren valt. De dood van Pierce kan ik dan ook met geen mogelijkheid betreuren. Wie ‘m ook weggenomen heeft - de Duivel of de Boer - Hij is er mooi klaar mee. Pierce keek al tijdens zijn leven dwars door beide Onverlaten heen. Hemel of hel; hij lult elk discrictshoofd zo de ziekenboeg in. Hoe merkwaardig zit een mens in elkaar. Met de dood van Pierce heb ik altijd vrede gehad. De man was hier klaar. De dood van Shaw is triest, maar ‘gut en tja’. Maar de dood van Peel vind ik echter onverteerbaar. Ik hoefde de kop van de man maar op de buis te zien en ik schakelde door, maar het verdwijnen van Peel slaat ook een gat in de wereld dat nooit meer gedicht kan worden. Dat gat wordt zelfs, als je er even naar durft te kijken, in zo’n vliegende vaart groter dat je stante pede cultuurpessimist wordt. Een ramp is het.