Rock 'n' roll ravage bij Neon Rainbows, WOLVON en Organisms in Roodkapje

Het arme orgeltje van Mau

Tekst: Joris Telgen Foto's & video: Marcel van Leeuwen ,

Roodkapje is vanavond goed gevuld met publiek want Neon Rainbows, WOLVON en Organisms staan op het affiche. De avond is georganiseerd door Scenespirit records. Alle drie de bands hebben materiaal uitgebracht op vinyl en dit wordt achterin de zaal verkocht.

De eerste band is het Rotterdamse Neon Rainbows, geformeerd uit het vroegere Feverdream. Ze hebben eind vorig jaar een nieuwe plaat uitgebracht, genaamd ‘An Idea For A Plan’. De band steekt van wal na een korte soundcheck. Ze hebben een stevige rocksound waarbij de twee gitaristen een mooi contrast vormen met elkaar. De eerste, tevens zanger, heeft een zwaar vervormd geluid en de tweede heeft een cleanere sound, aangevuld met echo/delay. Het derde nummer van de set heet ‘Golden Days’ en hiervoor wordt de vriendin van de zanger, die toevalligerwijs aanwezig is, het podium opgeroepen. Ze zingt de coupletten mee. Het is een pakkend nummer en één van de toppers van de nieuwe plaat. De stijl van Neon Rainbows laat zich misschien nog het best beschrijven als post-grunge, compleet met zware gitaarriffs, gevoelige momenten en serieuze gezichten. Noem het wat je wilt; Neon Rainbows speelt vanavond strak en bewijst maar weer concequent te zijn en altijd een goed optreden weg te geven.

De volgende act is helemaal uit het Groningen gekomen. WOLVON bestaat uit drie goed bebaarde noorderlingen. Het is een chaos op het podium. De vloer ligt bezaaid met effectpedalen; voor de gitarist, de bassist en zelfs de drummer heeft er een paar. Daarnaast zijn ze continu bezig met instrumenten stemmen, dingen verplaatsen en wordt het drumstel voordurend versteld.

Er wordt gevraagd of ze nog willen soundchecken. ‘Soundchecken?! Nee joh, spelen!’, is het antwoord. Daarna volgt een sonisch geweld wat helemaal klopt bij het plaatje op het podium. De drummer heeft een woeste stijl en lijkt al zijn trommels tegelijk aan te slaan. De bassist heeft een zware sound en de gitarist/zanger speelt akkoorden waar elke klassieke gitaarleraar spontaan de handdoek voor in de ring gooit. Het suist en schreeuwt. De nummers zijn snel en uitbundig. Toch zit het allemaal erg goed in elkaar met heftige tempowisselingen en slimme breaks. Wolvon is briljant en niet te volgen tegelijk.

Ze spelen alle nummers van ‘Comfort’, de totaal verkeerd gekozen naam van de recent uitgebrachte EP van de band. Het nummer ‘Shitpuppy’ is verrassend catchy. Tijdens het spelen draait de zanger aan de knoppen van zijn versterker en pedalen. Aan het eind van het nummer gaat de drummer naast zijn drumstel liggen om eens een flinke bak herrie uit zijn pedaaltjes te halen. Dit lukt hem moeiteloos. Daarna gaat hij weer zitten en kan het niet laten om toch zijn hihat even uit elkaar te halen.

Het optreden voelt als een trip, een wilde rit maar is zeker niet onaangenaam. Na afloop moet iedereen even bijkomen.

Na WOLVON is het tijd voor de knaller van de avond: de Organisms uit Den Haag. De band bestaat uit vijf man en ze passen totaal niet op het podium. Dat komt mede door het orgeltje van toetsenist Mau, ook bekend van The Deaf, die midden op het podium is geplaatst. Het arme scharminkeltje heeft vier kromme poten en lijkt technisch volledig uitgeput van voorgaande optredens. De zanger staat voor de bassist en heeft zijn microfoonstandaard gevaarlijk dicht bij de rand van het podium staan. Rekeninghoudend met de energie waarmee de Organisms normaliter optreden lijkt deze opstelling duurzaam voor ongeveer 10 seconden.

‘Zijn jullie klaar?! Ja? Echt? Klaar? Ja? Ok? Ok! Wij zijn de Organisms uit Den Haag!!!’, en de band knalt los. De zanger stapt gelijk maar met microfoonstandaard, gitaar en al van het podium af. Het is strak, het is hard, het is rock & roll en de zaal weet het. Er wordt gedanst, geduwd en meebewogen op de loeiharde riffs. Mau tuigt zijn orgeltje af. Hupsakee, met zijn been erop, op twee poten en tegelijkertijd doorraggen op die toetsen. De zanger knalt er een supersnel couplet overheen. Het echte werk. Hier is iedereen voor gekomen.

Dan is het zover; het orgeltje van Mau geeft de pijp definitief aan Maarten. Na een onmogelijke draai zijn er twee poten afgebroken. De hele behuizing is uit elkaar gevallen en het arme ding ligt roerloos op de grond. ‘Doettie het nog?’, wordt gevraagd. Mau gaat erboven staan, bukt voorover en ramt wat op de toetsen, er komt geen geluid meer uit. ‘Zijn jullie bij ons vorige optreden geweest?’, vraagt de zanger aan de zaal. ‘Dit gebeurt namelijk vaker, dit gebeurt eigenlijk altijd!’. Het optreden moet verder zonder Mau die een beetje teleurgesteld, enigszins schuldbewust, het podium afstapt. ‘Dag he Mau, hoi he, later man’, krijgt hij nog achter zich aan.

Mau of geen Mau, het optreden gaat door. De band speelt nog een paar keiharde rock & roll songs. Het orgeltje ligt als een gestorven kalf op het podium. Ook zonder toetsen staat de sound van de Organisms gelukkig als een huis.

Mau staat voorin de zaal, hij praat met iemand naast zich. Hij wijst naar het orgeltje en lijkt uit te leggen dat die ene hoek net zo was dat die pootjes het begaven. Er wordt instemmend geknikt, ja zo is het gegaan. Als de gelegenheid zich voordoet springt hij nog het podium op om, wild dansend, met zijn tamboerijn mee te doen.

Bij het laatste nummer zet de band de punt op de i. Een monitor wordt van het podium geschopt, er gaat een hele tros podiumapparatuur mee, een microfoonstandaard valt uit elkaar en dat orgeltje ligt nog steeds in stukken. Het is een rock & roll ravage. Zo. Klaar. Bier.