Rock ‘n roll met Scott H. Biram in ‘t Hof

Don’t mess with Texas

Stefan Kuschnig ,

Op donderdag 28 april vond de Amerikaanse one man band een veilige thuishaven in Middelburg.

Don’t mess with Texas

“He poured the tumbler full. Drink up, he said. The world goes on. We have dancing nightly and this night is no exception.” – Cormac McCarthy (b. 1933)

Over ’t Hof zegt het immers zo betrouwbare Middelburgdronk ‘Donkerder bruin dan Kaffee 't Hof kan een kroeg bijna niet zijn’. Het is de ultieme setting voor gruizelige bands die aan de zelfkant van het leven staan. Dankzij een gelukkig huwelijk met het vermaarde Voodoo Rhythm label kan de kroeg haar agenda vullen met een lopende band aan acts met tags als: surf, garage, trash, lo-fi, no-fi, outsider (in die volgorde), en vaak zeer aansprekende namen. Zonder naar de agenda te kijken, en zonder te checken of ze daadwerkelijk bestaan (details), noem ik bijvoorbeeld bands van het type The Kitchen Shits, The Basement Losers, Joey Goobye Forever, Dr. Pris’ Blues Enema, of de eeuwig onderschatte Haagse ploeteraars Koos Werkeloos en het Wat Maak Je Me Naah Orkest.

De show heeft op papier een aanvangstijd, maar ge zijt een bruin cafe of ge zijt het niet.

Scott H. Biram, tja, in Amerika heeft Jezus ook een H. als middle name, komt eens niet uit de Voodoo Rhythm stal, al zou hij er zo thuishoren. Nee, deze rough ’n ready Texaan ziet op zijn bankafschriften de naam van het lieftallige KnuckleSandwich Records. ’t Hof gebruikt de volgende omschrijving weliswaar voor een andere band, maar co-sign voor Biram ‘greasybluesrockabillysleazysoulrocknroll’. Is het blues? Is het country? Who knows… Het is in ieder geval zatte rock ‘n roll, dat aan alle kanten de pan uit swingt.

“Don't go to work tomorrow fuck that shit”

Biram is eenmansband, net geen Nikkele Nelis, die met elektrische gitaar, harmonica en shitty voetdrum percussie zijn eclectische invloeden op een heel persoonlijke manier ten gehore brengt. Hij is harder dan The Gun Club, maar draait zijn hand niet om voor een Muddy Waters cover. Zo wordt het in Middle-of-nowhere-burg, zijn woorden, al snel gezellig. Hij gooit Woooooooo’s de zaal in alsof hij ze heeft geleerd van Ric Flair zelf, die altijd zei: “To be the man, you gotta beat the man! Wooooo!” Voor Scott betekent beating the manongegeneerd jatten van Booker T, maar niemand die daar 112 voor belt.

Het publiek komt steeds dichterbij, en uiteindelijk staan ze zelfs op de tafels te dansen.

Eigenlijk zou Scott H. Biram nog het beste tot zijn recht komen met kippengaas voor het podium. Hij is in ieder geval authentiek, of trve, dat is van levensbelang wanneer je dit soort muziek maakt. Zoveel wordt bij de gemiddelde Bluesroute vaak pijnlijk duidelijk. Tussen de nummers mompelt Scott de wereld tegemoet. Hij zet zijn petje recht, en heeft misschien wel spijt dat hij zijn pruimtabak in Texas heeft laten liggen. Normaal valt dat laatste in de categorie vooroordelen, maar met zo’n handlebar mustache noem ik het zelf eerder een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid.

“Amsterdam killed me, but I came back”

Een simple conclusie, Scott is de perfecte artiest voor dit niche café. Het is niets dat je niet vaker hebt gezien, maar het wiel hoeft niet elke keer uitgevonden te worden. Wat dat betreft bekijk ik dit soort acts niet vanuit een originaliteitprijs, maar qua uitvoering en sfeerschepping. Voor mensen die zweet, rock, roll, weirdo, beardo, en toch ook wat melancholie hoog in het muzikale vaandel hebben staan, en die daar bovenop niet vies zijn van zomaar een fluitje bier, is een band in ’t Hof altijd een safe bet. Het is duidelijk wat je er kan verwachten, en zo bouwt deze kleine bruine kroeg aan een steeds groeiend publiek, en een reputatie van heb ik jou daar.

Don't mess with Texas, en zolang ze dit soort afgevaardigden blijven sturen zie ik daar geen reden toe.