Nils Petter Molvær neemt Paradox mee op filmische reis

Befaamde Noorse trompettist maakt indruk met nieuw kwartet

Wouter de Waal ,

Na vijf jaar van afwezigheid keert trompettist extraordinaire Nils Petter Molvær deze vrijdagavond terug in Paradox: ditmaal niet in triobezetting, maar met een kwartet, waarin naast de frontman ook ruimte is voor een drummer, een bassist/gitarist en een pedal-steel-plus-banjospeler – een bepaald vreemd ensemble, zo op papier bezien, maar het muzikale resultaat blijkt verrassend meeslepend.

Bij binnenkomst wordt de blik automatisch getrokken naar het ongewoon uitgebreide drumstel dat op het podium klaar staat, vooral ook vanwege de talloze bellen waarmee het is uitgerust. Blinkend in gouden tonen tegen de vertrouwde achtergrond van rode gordijnen brengen ze de onschuldige toeschouwer er zowaar bijna toe om spontaan 'Jingle Bells' te gaan neuriën. Opvallend genoeg detoneert de kerstsfeer waar je aldus onwillekeurig in terechtkomt nog niet eens zozeer bij het daaropvolgende concert: niet omdat de Noorse trompettist opeens besloten heeft afgezaagde kerstliedjes te gaan interpreteren natuurlijk, maar wel door de ontegenzeggelijk vredige atmosfeer die het optreden van dit viertal ademt, zelfs als het volume incidenteel omhoogschiet. Nu staat de frontman sowieso bekend om zijn vaak ingetogen geluid, maar omringd als hij is door elektronica, enkele versterkte instrumenten en een stevig percussie-arsenaal blijft het toch verbazend hoe ongedwongen en natuurlijk meanderend de muziek deze avond klinkt. Verstilde passages kunnen daarin gemakkelijk aanzwellen tot luide collectieve uitbarstingen, die vervolgens weer geruisloos terug lijken te vloeien naar kalmer muzikaal vaarwater.

Om het verloop van de performance niet kunstmatig te onderbreken, kiest Molvær ervoor één lange set te spelen, waarin alle muzikanten ampel gelegenheid krijgen te schitteren, zij het dat ze altijd duidelijk in dienst van het geheel blijven werken. De rijkdom aan geluiden en genres die vanavond de revue passeert, toont hun grote virtuositeit en finesse, waarbij iedereen er overigens een grote eer in lijkt te stellen de onverwachte weg op zijn instrument te nemen: zo klinkt de drummer door de toevoeging van voornoemde belletjes en andere percussie vaak bijzonder melodieus, laat de 'bassist' niet alleen bastonen, maar ook sfeervol gezoem en getokkel in de hogere registers horen (hij speelt trouwens continu op een elektrische gitaar), bespeelt de 'countrykerel' zijn pedal steel en banjo op zodanige wijze dat je maar zelden aan het Amerikaanse achterland moet denken, terwijl de leidsman zijn instrument regelmatig omkeert teneinde een ambientachtig gezang te creëren, dat wonderwel goed past bij de elektronische klanken die hij graag de ruimte instuurt. In zijn voorkeur voor een voorovergebogen houding herinnert die laatste overigens wel wat aan Miles Davis, een vergelijking die zeker ook deels opgaat voor zijn (al dan niet elektronisch vervormde) trompetgeluid, maar meer nog voor zijn zin voor muzikaal avontuur. Waar bij Davis' muziek het felle karakter van de maker echter voortdurend (al dan niet onder de oppervlakte) bespeurbaar is, klinken Molvær en consorten daadwerkelijk rustgevend, hoewel ze tenslotte begrijpelijkerwijs opteren voor een uitgelaten toegift – een extravert einde van een vaak ingetogen, maar altijd afwisselende muzikale ontdekkingstocht.