De grote finale van een regionale talentenwedstrijd voor bandjes. Joepie. Altijd weer een feest van herkenning: behaagzieke mannetjes op ’t podium, trouwe scharen vriendjes en vriendinnetjes in de zaal, een wazige onverlaat die de boel wel aan mekaar wil ouwehoeren met yo-yo-yo’s en okay-okay’s, en voor de publieksprijs de eeuwige stembus in de hal - die overigens al gauw bestickerd was met het internetadres van Mindless.
Minpunt voor de openingsband, doch geen grote verrassing. Op de planken blijkt namelijk ook dat deze vijf metalheads kicken op schaamteloze zelfpromotie. Een grote vlag-met-puntig-logo achter de drumkit, talrijke clichématige metalposes, en van de zanger de holle uitroep: “Hebben jullie ’t een beetje naar je zin?!” Ondergetekende dus niet. Maar heeft Mindless talent? Een beetje.
Ze gebruiken het echter alleen om klakkeloos wat beproefde formules te kopiëren. De “vette groove-riff” à la Machine Head of Limp Bizkit. Drumfills en -breaks die eerbiedig de ongeschreven wetten van Lars Ulrich volgen. Een overdaad aan Nederraps, die vervolgens niet uit de metalen brij te ontwaren blijken. Bummer, maar helaas. Het leek me toch al niet gezond om blootgesteld te worden aan de hersenspinselen... van Mindless.
Hoognodig soelaas boden The Kevin Costners met subtiel gecomponeerde gitaarliedjes, uitmuntend spel en een totaalgeluid dat de oren zalft. Het betreft geen bijster originele band, qua stijl. Maar er valt moeilijk een vinger op de zere plek te leggen, als die er al is. Het is net geen rammelpop. Er valt moeilijk bij weg te zweven of dromen. En de heren Costner zijn niet eigenzinnig genoeg om bijvoorbeeld dEUS of Motorpsycho als serieuze referenties op te voeren. Toch hing er een on-Nederlandse gloed op het podium.
Dat kan aan de zanger/gitarist liggen. Die ziet eruit als een olijke Friese boerenzoon, maar zet graag een Amerikaans accent op en slaat daarmee soms erg aandoenlijk de plank mis. Of het lag aan het uiterlijk van de gitarist. Die stond met truckerspet, net te kort T-shirt en onaflatend geknauw op z’n kauwgom doodleuk en nonchalant meesterlijke lijntjes en solo’s te spelen. Allemaal zinloze speculatie. The Kevin Costners zijn gewoon goed. En ze hebben niet eens een website.
Daarna was het wederom Nederhopmetal geblazen. De zes jonge honden van Je Moeder verrasten vooral door na een typisch harde opener ineens vrolijk over te schakelen op een reggaenummer en een paar jointjes uit te delen aan het publiek, wat hun een gulle lach opleverde. Ondanks levendige podiumactiviteit boeide de muziek nauwelijks - zie de opmerkingen over het clichégehalte van band nummer één.
Zomotta was zo mogelijk nog saaier. Vreemd, want normaal gesproken spitsen mijn oren zich bij gruizige klanken en Stooges-achtige riffs. Maar Zomotta ontbeert het aan schrijftalent en een heuse let’s-kick-some-ass-houding. Geen enkel nummer ging ook maar ergens heen en dat resulteerde in een verzameling wegwerprockers. Alsof je je kaken zet in een heerlijk belegde, sappige pizza met een krakende bodem, maar er dan totaal geen smaak in kunt ontdekken. Dat is frustrerend. En toen bleek de hele avond een aflopende zaak.
De programmeurs moeten lootjes hebben getrokken voor de speelvolgorde, want Solskin had geen afsluiter mogen zijn. Alles leuk en aardig en goed geprobeerd, maar het resultaat was dusdanig flauwe en inspiratieloze gitaarrock dat er nauwelijks een woord voor te verzinnen valt, behalve dan tenenkrommend. Na het tellen van de publieksstemmen en het overleg van de jury werd bekendgemaakt dat Je Moeder de tweede plaats verdiende. The Kevin Costners kregen terecht zowel de finalebeker als de publieksprijs.