Sinéad O’Connor is geen makkelijke tante. Wie een snelle blik op haar Wikipedia-pagina werpt, ziet een grillige levenswandel en een turbulente carrière. In 1988 kwam haar loopbaan goed op gang met een onuitwisbaar optreden op Pinkpop. De intieme en breekbare uitvoering van haar eerste hit ‘Troy’ bezorgde bij menige bezoeker kippenvel. Tot halverwege jaren negentig steeg haar ster met sterke albums als ‘Universal Mother’, ‘I Do Not Want What I Haven’t Got’ en hits zoals de schitterende versie van ‘Don’t cry for me Argentina’. Toen zij in het televisieprogramma Saturday Night Live een foto van de Paus verscheurde waren de rapen gaar.
Anno 2013 liggen dit soort taferelen ver achter haar en vanaf de lente is de Ierse weer volop op tournee. Vorig jaar verscheen ‘How About I Be Me (And You Be You)?’. De pers omschreef dit album als een blije plaat met popliedjes. Sinéad: “Muziek is er voor alle dingen die je niet kunt beschrijven.” Een heldere theorie die Sinéad over haar laatste plaat loslaat. “Dit is de eerste keer dat ik alles overliet aan een producer. John (Reynolds, red.) heeft deze plaat geproduceerd en ik vertrouwde hem volkomen. Ik voel me bijna schuldig als ik zeg dat ik een goed album heb gemaakt. Eigenlijk heeft John deze plaat gemaakt. Ik heb de liedjes geschreven, de invulling en het gevoel is van John.”