Howe Gelb vreet je op met huid en haar

Carice van Houten als hemels toetje

Lilianne Laan | Foto’s: Wouter Vellekoop ,

Howe Gelb, de Leonard Cohen van het Zuidwesten, stond 8 februari in de kleine zaal van het Paard van Troje, zonder zijn circus van Giant Giant Sand. Hij heeft in goed gezelschap van Dyzack en - verrassing! - Carice van Houten een bedwelmende avond neergezet waar zelfs het meubilair van onder de indruk was.

Howe Gelb. Kent u hem? Met zijn band Giant Sand verkent hij al jaren de grenzen van de Southwestern roots- en garagerock. Hij was het die, om maar iets te noemen, vanuit Giant Sand het duo dat tegenwoordig Calexico vormt, aan elkaar heeft voorgesteld. En muzikaal stevig beïnvloed, aan Calexico te horen. Maar waar de jonkies dit woestijngeluid succesvol te gelde hebben weten te maken, doet vijftiger Gelb nog steeds maar een bescheiden lampje branden bij het grote publiek, zijn dertig jaar ervaring ten spijt. Zo gaan die dingen. Marketing mag dan niet Gelb’s sterkste punt zijn, als experimenteel genie, liedjesschrijver en performer is hij legendarisch.
 
Voor het zover is mag Dyzack de zaal opwarmen en daar heeft de Haagse held maar één nummer voor nodig. Tokkelend, flessenhalzend en warm zingend neemt hij iedereen mee in zijn ontroerende universum. Dyzacks set is geheel in het straatje van het publiek en hij vormt een perfect voorprogramma op deze avond. Er komen nummers langs van zijn eerste plaat, van zijn nieuwste plaat en een kunstige Hendrix-cover op zijn akoestische gitaar.
 
Na Dyzacks geslaagde warming-up stiefelt Gelb als een oude wolf het podium op en rommelt wat met de pedalen. Vanonder de rand van een fedorahoed boren twee gloeiende pretkooltjes het publiek in. ‘Goodevenin’’ gromt Gelb zwoel in de microfoon. Dit is Triggerfinger’s Ruben Block over een paar jaar - als Block geluk heeft. Met zijn duistere whiskeystem, doorrookt als een spekbokking, fluistergromt Howe Gelb nummers over de liefde en het leven in Arizona. Je voelt de woestijnzon branden, de ‘tumbleweeds’ rollen door het beeld (een bierbeker tuimelt door de zaal), je neemt onwillekeurig nog een slok om het stof weg te spoelen.
 

Zonder Giant Sand is Gelb traditioneler en minimaler. Hij begeleidt zichzelf beurtelings op piano en op semi-akoestische gitaar, vergezeld van effectpedalen die het instrument afwisselend doen huilen als een troep hongerige wolven en snerpen als een mondharmonica. Zijn gitaarspel klinkt gruizig, bluesy en is eigenlijk vrij eenvoudig. Op de piano wordt liefdevol gehamerd en geharkt. Percussie is schaars maar belangrijk: hij aait, tikt en bonkt op de gitaar, aangevuld door geluiden uit de zaal. Een bezoeker struikelt, meubilair valt om als was het door Gelb zelf georkestreerd. Want het zijn de rommelige precies-goed geluidjes die het onmiskenbaar Gelb maken. Onnavolgbaar is ook de manier waarop hij zijn plectrum bewaart: hij likt eraan en het ding blijft nummerslang verticaal aan zijn gitaar hangen. De man moet speeksel hebben als superlijm. ‘Aren’t you sick of that same guitar lick?’ rijmelt hij geamuseerd vanonder de hoed.

En dan is het tijd voor het toetje. Carice van Houten komt een handvol nummers meezingen. God wat is ze lief, straalt je van de gezichten in de zaal tegemoet. Gelb heeft meegewerkt aan Carice’s album en ze rommelen op het podium eigenlijk maar wat aan met zijn tweeën, maar het effect is hartverwarmend. Van Houten is geen diva met een orkaanstem, maar onze eigen Zooey Deschanel. Haar heldere stem heeft iets country-achtigs, oprecht en zonder frutsels en doet ook een beetje aan Nancy Sinatra denken. De versie van ‘Blood orange’ die ze met Gelb zingt is prachtig. Gitarist J.B. Meijers (te horen op Carice’s album en tevens producent van menig Nederlandse plaat) komt het duo nog versterken met dromerig gitaarspel en zang.

Na het delicate ‘Particle of light’, dat Gelb naar eigen zeggen speciaal voor Carice schreef, keert de wolf nog één keer alleen terug op het podium. Hij zet een bescheiden walsje in op zijn gitaar. Ook de percussie uit het publiek geeft een laatste toegift wanneer een bierbeker goed getimed op de grond stuitert. “Dat bekertje viel in driekwartsmaat” stelt Gelb stralend vast. Magisch.