Al een paar jaar gonst haar naam, met dank aan prachtige singles en twee EP’s, maar nu is het eindelijk tijd voor het debuut van indie singer-songwriter néomí. Daarvoor moest ze eerst dichter bij zichzelf komen. Het masker moet af op Somebody’s Daughter. ‘Als mens leef je echt als je emoties durft toe te laten. Dat heb ik nooit gedaan.’ néomi speelt deze zomer op Best Kept Secret.

Ook in Zwijndrecht staat de tijd niet stil. Grappig is dat: zo’n plaats waar nooit iets gebeurt en niets in beweging lijkt, die verandert toch, heel langzaam. Dat is de ervaring van Neomi Speelman als ze weer eens terug is in het dorp waar ze opgroeide en waar haar ouders nog steeds wonen. Zwijndrecht, néomí (haar artiestennaam) zegt zelf soms liever dat ze uit Rotterdam komt, de stad waar het allemaal wél gebeurde. Maar de waarheid is toch echt Zwijndrecht, zeker nu het dorp vereeuwigd is in een liedje op haar debuutalbum: ‘I’m Not Afraid Of Dying’. Ze zingt erin over ouder worden. ‘Why am I alive, just to see the years go by? I’m not afraid of dying, I’m just afraid of crying.’

‘Afgelopen zaterdag was mijn oma jarig. Ik stond in haar keuken de afwas te doen, keek naar buiten en zag al die lelijke gebouwen. Ik herinner me van vroeger dat je vanaf Rotterdam de snelweg over ging, en dan zag je Van Leeuwen Buizen, een grote fabriek. Ik moest denken aan Sam Fender, die in interviews altijd vertelt over de lelijke stad waar hij is opgegroeid, Newcastle, en hoe hij er toch een connectie mee voelt. Dat heb ik met Zwijndrecht. Ik was er in mijn tienerjaren ongelukkig zonder dat ik het door had. Pas toen ik naar Amsterdam verhuisde voelde ik waarom ik het daar niet leuk vond.’

Niet lullen maar poetsen
Tijd om te zwelgen in somberheid was er niet voor de tiener néomí. Haar vader was er een van ‘niet lullen maar poetsen’. Niet praten, gewoon normaal doen. Toch een beetje Rotterdam. Die doodswens waarmee néomí flirt in het liedje, die kwam pas later. Of eigenlijk is het geen doodswens, ze haalt haar schouders op voor de man met de zeis. ‘Ik heb het afgelopen jaar een soort existentiële crisis doorgemaakt, waarvoor ik in therapie geweest ben, en nog steeds ga. Ik heb veel over mezelf geleerd. Bijvoorbeeld dat ik nooit echt bang ben geweest voor de dood. Ik was wel altijd gefascineerd door mensen die dood gingen, maar ik dacht dan altijd: als we dan toch dood gaan, wat zijn we hier dan eigenlijk aan het doen? Je wordt geboren, probeert wat tussendoor en dat was het dan. Een leuke baan, een leuke partner, een hond.’

Niet boos worden

Wacht nog even voor je je laat wegjagen door dit nihilisme, want er is iets wonderlijks aan de manier waarop néomí haar zwartkijkerij presenteert: met een speelsheid, met een sprankeling. Er zit wel degelijk leven in haar. Zo vertelt ze net zo goed enthousiast over haar zoektocht naar bandleden die risico’s durven nemen op het podium. Daar krijgt ze een kick van, daar voelt ze iets bij. ‘Kijk, als mens leef je denk ik echt als je emoties durft toe te laten. Dat heb ik eigenlijk mijn hele leven nooit echt gedaan, en ik denk dat daarom muziek zoveel voor me betekent. Als ik op het podium sta heb ik het gevoel dat ik er echt toe doe. Ik heb sowieso wel extremen opgezocht in het leven. Emoties op afstand houden, maar wel extremen opzoeken. Er moet passie zijn, grootsheid. Mijn therapeut zei bij mijn eerste sessie: mensen zoals jij moeten leren af te dalen naar henzelf. Ik dacht: wacht is dat voor onzin, ik ben toch gewoon mezelf. Maar hij zei: je hebt een illusie gecreëerd van wie jij bent en wat jij kan.’ 

Even valt het gesprek stil en klinkt door het opgeruimde Haagse appartement een solo van John Coltrane. Ze heeft haar zaakjes hier aardig voor elkaar met precies genoeg ruimte en een fijne huisgenoot, zegt ze. In de hoek van de kamer een gitaar die het beginpunt vormt van haar liedjes. Terug naar die illusie. De oorsprong daarvan ligt - hoe kan het ook anders - ergens in die jeugd in Zwijndrecht. Die ze - zo haast ze te vertellen - niet als problematisch ervaren heeft. Haar ouders neemt ze niet echt iets kwalijk, die hebben gewoon hun best gedaan, maar noem het een soort karakter mismatch. ‘Ik ben niet achtergesteld, en toch heb ik bepaalde dingen niet gehad die ik wel had moeten krijgen. Ik zei laatst tegen mijn moeder: weet je nog hoe ik mezelf als zevenjarig meisje wel eens straf gaf? Dan had ik iets gedaan waarvan ik dacht dat het fout was, en dan zei ik: niet boos worden, ik ga wel op de trap zitten. Mijn moeder dacht dan: dat is een beetje raar. Maar ze ging er geen gesprek over aan met me. Ik zei ook toen ik heel jong was: ik denk niet dat ik ouder word dan 18. Dan zei ze: doe niet zo gek. Nu kom ik erachter dat dat te maken heeft met emoties die ik niet kon verwerken.’

Neomi live op ESNS23

Wie is die vrouw?

Emoties heeft ze wel uitgestort in haar album Somebody’s Daughter. Eindelijk een debuut van de zangeres die al sinds 2018 actief is maar haar akoestische folksongs alleen in EP’s verpakte. Op dat album staat onder meer het prachtige en ontroerende ‘The Garden’, ook al een liedje over herinneringen en ouder worden. Over een aanstaand gemis ook. ‘Het is een liedje voor mijn oma, over mijn opa die Alzheimer heeft. Hij heeft het al een tijdje en komt nu op het punt dat hij ons niet meer herkent. Ik word daar altijd emotioneel van, als hij me aankijkt en zegt: hallo meisje. Je ziet ergens in de verte een bel rinkelen. Dan zeg ik: hallo opa. Ah, je bent mijn kleindochter. Mijn oma herkent hij tot nu toe altijd, zij is zijn ankerpunt. Het liedje gaat over een herinnering van een van de vele keren dat ik daar geweest ben, en het is gemaakt voor de dag dat mijn opa mijn oma niet meer herkent. Er komt een dag dat hij wakker wordt en naast zich kijkt met de gedachte: wie is die vrouw?’

‘Ik had laatst een heel interessant gesprek over herinneringen met mijn zus. Mijn zus is een hele slimme vrouw, die allemaal studies heeft gedaan en een thesis heeft geschreven over het brein en verslaving. Ze vertelde dat we helemaal niet in staat zijn herinneringen vast te houden. Wij denken ons iets te herinneren, maar dat is gewoon wat je er zelf van maakt. Je kunt je stellig herinneren dat je een witte jurk aan had, terwijl het een gele was. Zo is het ook met de grootste gebeurtenissen uit je leven.’

Eén zo’n bepalende gebeurtenis uit haar tienerjaren was het feit dat néomí al op vijftienjarige leeftijd het huis uit ging. Niet met ruzie, maar wel met eigenwijsheid. ‘Ik was een vervelende puber. Ik was wel lief, maar ik luisterde gewoon niet. Ik was toe aan mijn eigen leven. Mijn moeder dacht: mijn woorden dringen niet door, ze moet zelf op haar bek gaan. Of ik dat ging? Ja joh, ik was hartstikke jong. Zat ik daar op een kamertje, ik wist niet eens hoe ik een ei moest bakken. Ik had best wel een rare huisbaas, waar ik bij in huis woonde. Een lieve man hoor, hij had een dochtertje en hij was vaak weg, naar Indonesië. De keuken was altijd heel goor, weet ik nog, en in mijn eigen kamertje paste niet meer dan een bed. Mijn kleren hingen aan de kapstok. Ik heb het er wel eens met vrienden over, die vinden het knettergek dat ik zo woonde.’

Intergenerationele hardheid

Vijftien, dat is echt bizar jong, beseft néomí ook. ‘Mijn vader ging pas het huis uit toen hij 28 was’, vertelt ze. ‘Hij was wel echt een stoere boy, maar hij heeft lang thuis gewoond. Hij reisde wel heel Europa rond, had ringen in zijn oren en dates met allemaal hele knappe meisjes. Toen mijn moeder hem ontmoette woonde hij net een jaartje of twee op zichzelf, ook in een hele gore flat, haha, maar ik was vijftien, dus ik win. Mijn moeder was heel anders, die is toen ze jong was uit Suriname hier naartoe gekomen met haar gezin. Dat was een heftige switch voor haar, van warm naar koud en ineens alleen maar witte mensen om je heen. Terwijl mijn vader lang leve de lol was, probeerde mijn moeder het te maken in een nieuw land. Ze zijn basically gevlucht, want mijn opa werkte bij de politie. Hij moest voor het regime opdrachten uitvoeren die hij niet wilde. Het was onveilig om daar te blijven, dus vertrokken ze naar Nederland. Ze ontmoette mijn vader toen ze 15 was, hij 17. Ze hebben toen zelfs even verkering gehad, maar na het schoolkamp ging het uit. Mijn moeder is nooit meer terug geweest in Suriname, ik ben er ook nog nooit geweest.’

En dat terwijl daar in Suriname misschien wel het ontbrekende puzzelstukje ligt voor de vraag waarom de jonge néomí zo koppig was en zo slecht met haar emoties kon omgaan. Dat merkte de zangeres toen ze ging graven en stuitte op het intergenerationele trauma dat de Surinaamse kant van haar familie tekent. ‘Mijn oma stamt van een lijn waar de slavernij heel dichtbij zit. Haar achternaam is Rijger, een heel Nederlandse naam. Dat komt doordat mijn oma’s oma verkracht is door plantagehouder Rijger. Dat is nooit een geheim geweest, we wisten het gewoon, het was een gegeven. Ik vind het heftig maar ook bijzonder hoeveel kracht de vrouwen in mijn familie hebben, maar inderdaad, ik denk dat een bepaalde hardheid in mijzelf daar vandaan komt. Als vrouw laat je je niet omver trekken.’

Het is precies die hardheid die je terughoort in néomí’s sterke singles ‘Your Girl’ en ’Somebody’s Daughter’, allebei liedjes over je wapenen tegen dominante mannen. ‘Ik dacht altijd: intergeneraliweetikveel, wat een bullshit. Maar nu weet ik dat het echt bestaat. Het is een lijn die je doorgeeft van moeder op dochter. Al mijn tantes zijn pittige vrouwen die zichzelf kunnen redden, en dat zit ook in mijn hoofd. Maar een ‘nee’ betekende vroeger afgeranseld worden als slaaf. Generaties later vroeg ik me af waarom ik het nou zo moeilijk vond om mijn grenzen aan te geven. Ik heb veel ongezonde relaties gehad, omdat ik het altijd moeilijk heb gevonden te bepalen wat mijn consent nou eigenlijk betekent. Ook binnen een relatie. Ik dacht: bestaat dat dan? Jazeker bestaat dat, en het kan je in vervelende situaties brengen.’

Dé drempel bij het besef dat gebeurtenissen in het koloniale verleden van haar familie effect kunnen hebben op haar, is misschien wel dat néomí doorgaans als wit gezien wordt. In haar familie heet ze zelfs plagerig ‘het witte schaap’. ‘Mensen zien die kant niet aan mij. Ik hoor soms: ben jij half Turks ofzo? Dat zie ik als een compliment hoor, ik vind Turkse vrouwen prachtig. Maar mensen plaatsen mij nooit onder het kopje Surinaams. Mijn zus ziet er heel anders uit, die heeft mooi zwart haar en mooie wenkbrauwen. Ik schaam me niet dat ik wit ben hoor, mijn vader is ook hartstikke cool.’

Zo komt néomí Speelman steeds een beetje dichter bij zichzelf. Door gesprekken te voeren, maar vooral ook door liedjes te schrijven. ‘Hoe dichter ik bij die gevoelens kom, hoe beter ik ga schrijven’, zegt ze. Maar er is nog veel te winnen, beseft ze. ‘Ik was laatst bij een show van Wende, daar was ik enorm van onder de indruk. Hoe kwetsbaar zij durft te zijn. Hoe klein en tegelijk hoe groot. Dat is echt mensen toelaten. Dat kan ik pas als ik zelf bij mijn gevoelens kan komen. Ik heb voor nu mijn allerbest gedaan.’