#PP13 Miles Kane: “Fuck Daft Punk, laten we het over mij hebben”

De overmoedige mod over Paul Weller, trouw blijven aan je afkomst en werken in een slagerij

Timo Pisart ,

Even schrikken is het wel: als je je ogen een beetje dichtknijpt, ziet Miles Kane er précíés uit als een jonge Paul McCartney. En, wanneer je die ogen iets opent, als een van de gebroeders Gallagher. Net als de Oasis-jongens heeft Kane een grote bek, goed gevoel voor gouden melodieën en ligt zijn hart bij de mod-cultuur. Hij staat dit weekend op Pinkpop met zijn tweede soloalbum Don’t Forget Who You Are. “Ja, ik ben een show-off, ja!”

Het is de dag dat Random Memory Access van Daft Punk overal in Europa – behalve Nederland – op de eerste plek van de charts binnenkomt. Toevallig staat novelty-track Giorgio By Moroder op als wachtmuziekje, nét voordat het journaille Miles Kane te spreken krijgt. Bij wijze van opstartende smalltalk dus ‘n logische eerste vraag: zeg Miles, wat vind jij eigenlijk van die hype rondom Daft Punk? “Fuck Daft Punk! Laten we het over mijn plaat hebben. What about me?!”

Ach ja, die Miles Kane. Hij past perfect in de lijn van cocky Britse songwriters zoals vóóral de gebroeders Gallagher. Oasis was – volgens henzelf – “de fucking beste band van de wereld”, en hoewel Miles vandaag weliswaar íets minder overmoedig spreekt, klinkt er telkens zelfverzekerdheid door in zijn uitspraken doorspekt met scheldwoorden, zelfs een tikkeltje arrogantie. Sms’t hij echt met Noel Gallagher? “Fuck yeah!” Hoe het was om met Paul Weller te werken? “Pretty cool, hoezo?”

Voorheen was Miles Kane voornamelijk bekend als helft van Last Shadow Puppets. Samen met Arctic Monkey-frontman Alex Turner maakte hij één fantastische plaat, The Age of Understatement, om daarna een solocarrière te starten. En om volledig te zijn: de platen die hij nog vóór ‘the Puppets’ maakte met The Rascals en the Little Flames waren aardig, maar nergens memorabel.

“Laat je zorgen je niet overheersen”

Don’t Forget Who You Are is wél zo’n album dat blijft hangen en dat Miles Kane als soloartiest zomaar kan lanceren tot het – op zijn minst Britse – supersterrendom. Het is een album dat af en toe put uit de glamrock, maar toch vooral uit de britpop en mod-cultuur van The Jam en Paul Weller, en dat stijltje zit Miles als een maatpak.

Overigens: Miles kleedt zich óók al piekfijn, in die typische mod-stijl. De eerste regels die hij zingt op single Don’t Forget Who You Are zijn niet voor niets: ‘The finest clothes that you can find, dressed in my coats, I’m feeling fine, I wanna shine.’ Miles lacht: “Ja, ik ben altijd een sharp-dressed gentleman geweest. Ik volg niet écht een mode, hoor. Ik groeide op in Liverpool en droeg op school telkens een zwarte Lacrosse-outfit, als enige op school. Ik was een dagdromer, ik keek altijd uit het raam. Dat stijltje heb ik nu uitgebouwd.”

Kleren maken de man? Het had zomaar een songtekst van Miles Kane kunnen zijn, geeft hij toe. “Ja, ik ben zelfverzekerd, ja. Ik wist wat ik wilde en maakte het perfecte album: de zaterdagnacht-plaat om op te zetten met je vrienden voordat je een avond uit gaat. Zo voel ik me ook: ik ben ontzettend gelukkig, voor het eerst in mijn leven.” En dat zingt Miles ook: ‘Don’t let your worries dictate who you are.’ “Het is mijn favoriete stukje tekst dat ik ooit heb geschreven”, blikt hij terug. “Natuurlijk heb ik mijn zorgen ook wel eens laten overheersen. Soms vreet ik mezelf op over nietsigheden, over deze plaat, over meisjes, over alles. Ik weet nog hoe ik op een middag op de bank zat en ik deze zin opeens optekende in mijn schriftje. De producer zei meteen: ‘Dit is fantastisch!’”
 

Kleren kijken met Paul Weller

Een van de grootste inspirators voor Don’t Forget Who You Are is Jacques Dutronc, een Franse rocktroubadour die vooral in Engeland is uitgegroeid tot een cultfiguur met een kleine maar fanatieke achterban. Zo ook Miles Kane. “Een paar jaar geleden liet een vriend van me het filmpje zien van Les Cactus, en ik was meteen verkocht. Deze gast? Ten eerste zag hij er fantastisch uit, en ten tweede had hij prachtige liedjes en melodieën. Ik weet niet waarom, maar ik voelde me meteen verbonden.” Hij grinnikt. “En dat terwijl ik geen fucking clue had waar hij over zong.”

Tegelijkertijd is Jacques Dutronc de verbindende factor tussen Miles Kane en niemand minder dan The Modfather himself: Paul Weller, die meeschreef aan Don’t Forget Who You Are. Hoe dat is gegaan? “Paul moet een interview met me hebben gelezen, ik had hem nog nooit gesproken en plotsklaps kwam hij tijdens een feestje op me af met een koffietafel-herenmodeboek uit de jaren ’60. Hij wees me op een foto: ‘Do you like this geezer?’ Dat was Dutronc. We hebben een tijdje over kleding staan keuvelen: dat was het begin van onze amicale vriendschap. Toen we voor het eerst in de studio waren? Ja, toen had ik wel even vlinders in mijn buik. Ik waardeer ‘m al jaren: hij bespeelt de gitaar op zo’n wilde manier, het is zo verschrikkelijk spannend en ik kan mijn ogen er niet vanaf houden. Je wil toch indruk maken als die man de studio binnenloopt, weet je. Maar ik werk hárd in zo’n stressvolle situatie, en dat herkende hij in me. Er kwam geen bullshit bij kijken.”

Werken met Paul Weller of niet, de titel van de plaat spreekt boekdelen: vergeet niet wie je bent, wat je roots zijn, waar je vandaan komt. In het geval van Miles Kane is dat betrekkelijk simpele komaf: hij werd opgevoed in de slachterij van zijn moeder, die niet toevallig prijkt op de platenhoes. “Hoe perfect, hè? Het ziet er toch uit als een classic album? Ik probeer mezelf te herinneren aan mijn jeugd en het hele verhaal vertellen. Ik werkte in die slachterij, en dat was fucking zwaar. Nee, ik slachtte geen dieren maar sjouwde allerlei stukken vlees van de ene naar de andere kant. Ik heb grote dromen en wil nog veel meer bereiken dan wat ik tot nu toe heb gedaan, maar eh… ik werd opgevoed door hele krachtige vrouwen, en dat maakte me wie ik ben.”

Miles Kane speelt zaterdagmiddag op Pinkpop, en dat concert is ook voor de thuisblijver te volgen vanaf 16.15 op Cultura24. Don't Forget Who You Are is nog op de Luisterpaal te beluisteren.