Veronica Falls: onopvallend zingen over kommer en kwel

Rotown krijgt geen kans om stil te staan

Tekst: Nisse Benhaddaoui Foto's: Wim Barzilay ,

The Guardian vergelijkt Veronica Falls met Velvet Underground en Pitchfork houdt het bij Mamas and the Papas. En zo zijn er nog meer kruisbestuivingen tussen deze nieuwe indiebelofte uit Glasgow en muziekhelden uit het verleden.

Ze lijken uit een tijdmachine te zijn gestapt. Alles voelt namelijk vintage aan: niet alleen de upbeat surfsound waarbij je als het ware al met je tenen in het zand staat te wroeten, ook de dromerige foto's op hun blog en de kledingstijl – nonchalant gesneden boblijnen, hoogwaterbroeken & polkadotblouses – passen in dit plaatje. Veronica Falls lijkt te slagen met deze geünificeerde drieslag.

Dat wil niet zeggen dat het een marketingtrucje of een gekunstelde stilering is. De band gaat af op haar eigen intuïtie, dat bleek toen ze door platenlabel Bella Union ergens in een ivoren toren in Schotland gestopt werden om het album op te nemen. Het resultaat was te oppervlakkig volgens zangeres Roxanne Clifford. En dus namen ze een risico en sloot het viertal zich voor drie dagen lang op in een kamertje. Zo ontstond het debuutalbum geheel op eigen initiatief. Veronica Falls mag dan wel voor een omweg hebben gekozen, ze staan vanavond mooi wel in Rotown.

Meteen bij het betreden van het podium begint de band het nummer ‘Right side of my Brain’ te spelen, zie het als een muzikale begroeting want veel gespreksstof heeft Veronica Falls niet. Het mooie aan dit nummer is dat er weinig woorden nodig zijn. Geroezemoes valt weg en de driestemmige vocalen van Clifford, gitarist James Hoare en drummer Patrick Doyle warmen de zaal goed op. Hoewel de muziek in eerste instantie klinkt als een feestelijke zomerdag in 1963, krijgt het publiek in feite zeer grimmige teksten voorgeschoteld. Clifford zingt over zelfmoord in ‘Beachy Head’ en over onbeantwoorde liefdes in ‘Found Love On A Graveyard’: “Clinging to a dream so true, falling for a ghost like you. ”Maar dat deert niet. Door de driftige downstrokes van Hoare in combinatie met de blije polyfone tonen is de obscure tekst verpakt in een vrolijk jasje, waar je van móet dansen.  

 
De bandleden gaan volledig op in het spel maar ze kunnen nog het één en ander verbeteren. Zo is er weinig samenspel onderling waardoor Clifford, Doyle, Hoare en bassiste Marion Herbain te veel van elkaar afgezonderd raken. Herbain staat vrijwel de hele avond op haar eigen eiland te spelen, ze is als een vlieg op de muur; geheel onopvallend.
Ook de communicatie met het publiek kan beter. Doyle is amper te verstaan als hij tussendoor een praatje maakt, het is ook meer een taak voor de frontman of –woman, maar Clifford houdt niet echt van small talk. Nog een punt van verbetering is de zang: door de hoogklinkende tonen vallen de woorden vaak in het niets en hoor je alleen een hoge galm die alles overstemt.. Alsof je in een echoput staat.
 
Het neemt echter niet weg dat er flink wat potentie in de band zit. De nummers zijn fraai, vooral het nieuwe en laatste lied ‘Come On Over’ dat een vrij optimistische toon heeft. Clifford en haar collega’s laten nu nog even hun unique selling point aan Rotown zien: tempoversnelling op tien en de mensen flink laten zweten! Een prima manier om je donderdagavond door te brengen.