Hemelse klanken bij Andrew Bird

Zou er iets bestaan als 'te perfect'?

Tekst: Jop Euwkijk Foto's Robert Tjalondo ,

De 36-jarige zanger, kunstfluiter en multi-instrumentalist betovert Watt in een handomdraai.

Zou er iets bestaan als 'te perfect'?

Zou er iets bestaan als 'te perfect'? Is het mogelijk dat sommige artiesten zo overdonderend zijn dat ze net niet doorbreken naar een groot publiek? Het zijn simpele, misschien zelfs irrelevante gedachten die oprezen tijdens het concert van Andrew Bird afgelopen dinsdag in Watt.

In Amerika is Bird eindelijk doorgebroken na meer dan tien jaar van optredens, solo-albums en sessiewerk voor o.a. Kristin Hersh, Bonnie 'Prince' Billy en My Morning Jacket. Afgelopen januari speelde hij in een uitverkocht Carnegie Hall. Deze legendarische New Yorkse concertzaal kan alleen getemd worden door de allergrootste artiesten. In Europa mag Bird zich nog niet tot die categorie rekenen, wat ook bleek uit het feit dat Watt niet was uitverkocht.  
 
Het verschil in populariteit aan weerszijden van de Atlantische Oceaan maakte ogenschijnlijk geen enkele indruk op Bird en zijn drie-koppige band. Bevlogen en gecontroleerd werd een set gespeeld die voornamelijk bestond uit nummers van Birds laatste drie albums. Vanaf minuut één nam Bird het publiek in een houdgreep om pas anderhalf uur later weer los te laten. Als magistraal violist en kunstfluiter presenteerde hij de mooiste melodieën, die een fijn contrast vonden in zijn rauwe gitaarspel. 
 Maar niet alleen Bird was in grootse vorm. Bassist Mike Lewis zong af en toe een loepzuivere tweede stem. De samenzang op Effigy, het mooiste nummer van de avond, overtrof gemakkelijk de uitvoering op Birds meest recente album Noble Beast (2009). Drummer/geluidskunstenaar Martin Dosh stak Bird bij sommige nummers zelfs naar de kroon. Zijn kunde om live complexe grooveloops te maken was een genot om naar te kijken.

  Het concert leunde hevig op het gebruik van loopstations. Toch bleef een kakafonie van geluid het publiek bespaard. Bird en kornuiten gebruikten de techniek zorgvuldig en nooit als gimmick. Het enige minpuntje was dat de meeste nummers wel precies dezelfde opbouw kenden. Meestal begon de 36-jarige zanger met het maken van een basis van lagen viool, floot daarna een herkenningsmelodie om vervolgens zijn gitaar te pakken en aan het couplet te beginnen. Maar net op het moment dat de herhaling storend leek te worden, was daar het oude liedje Headsoak dat weer iets nieuws bood.

Bird leek prima te weten waar hij mee bezig was en doseerde zijn talent over de hele avond. De set werd afgesloten met het stuwende Fake Palindromes, waardoor de zaal vol energie wachtte op een toegift. Met het geheel in zijn eentje gebrachte Why nam Bird met hetzelfde gemak de spanning weg die hij zojuist had opgebouwd. Ontroering en ontwapening kwamen daarvoor in de plaats.  
 
Het publiek mocht zich voor slechts 16 euro in zijn handjes knijpen, want Andrew Bird behoort tot de absolute top. Hoewel Bird zelf gruwelt van vergelijkingen met Jeff Buckley en Rufus Wainwright, mag er op zijn minst gezegd worden dat hij evenveel kwaliteiten bezit. De beheersing van zijn stem is bijvoorbeeld even grandioos en hetzelfde geldt voor zijn gevoelige timing. Maar eigenlijk staat zijn talent op zichzelf. Zoals Bird een aantal jaren terug in een interview zei: 'niemand vergelijkt Tom Waits met andere artiesten'. Die uitspraak toont iets van zijn ambitie om zelf een gevestigde artiest te worden. In Amerika is hem dat ruimschoots gelukt.  Nu is het wachten op de Europese popliefhebbers om zich dat de realiseren. Of zijn ze soms bang voor deze schoonheid?