World Music and Dance Centre komt voorzichtig op gang met Gambiaanse dansmuziek

Schiecentrale nog niet wat het moet zijn

Elda Dorren, ,

De Gambiaanse kora-speler Lamin Kuyateh zorgde met zijn band Baa-Dala afgelopen vrijdag voor een uitbundige sfeer in de Rotterdamse Schiecentrale. Het World Music and Dance Centre (WMDC) had eindelijk de beloofde allure.

Schiecentrale nog niet wat het moet zijn

Het World Music and Dance Centre heeft het nog niet. Geen grote mensenstromen uit het centrum richting het Lloydkwartier, geen geroezemoes van kletsende en genietende bezoekers bij de bar, geen recensies in de landelijke dagbladen. Het WMDC, dat in oktober in samenwerking met het Rotterdams conservatorium opende, presenteerde grote plannen voor de komende jaren inclusief een kenniscentrum, opleidingen, cursussen en optredens. Zover is het nog niet. Terwijl gebouwd wordt aan een definitief nieuw pand elders in Delfshaven dat in september haar deuren opent, worden de optredens op het stijlvolle podium in de Schiecentrale maar magertjes bezocht. De sfeer is er doorgaans goed, de kwaliteit van de optredens bovengemiddeld, maar de zaal is groot en de leegte voelbaar. Vrijdagavond leek het tij te keren: de Gambiaanse jalli (griot, troubadour) zorgde met zijn dansband Baa-Dala voor een uitbundige sfeer, en maakte de geschatte 75 bezoekers direct aan het dansen. Al bij het tweede nummer sprongen ze op uit hun stoelen en dat is voor een blank publiek – er was welgeteld één Afrikaan in de zaal – een unicum. Vooral de danseressen beschikten over een onweerstaanbaar aanstekelijke energie die de mensen elk nummer weer naar het podium lokte. Naast de versterkte kora van Kuyateh, zang, basgitaar en percussie (djembe, conga’s, drumstel) bespeelde Mohamed Cissoko de elektrische gitaar en balafon. Traditionele West-Afrikaanse liederen uit Guinee, Senegal en Mali werden afgewisseld met composities van Kuyateh. Soms in reggaeritme, dan weer neigend naar salsa. Door de flirt met deze genres kwam de muziek bij vlagen erg licht over, bijna als Hawaiaanse tokkeldeuntjes, andere keren met bijna psychedelische lange intro’s. Maar meestal bleef de authentieke kern onaangetast en was de karakteristieke West-Afrikaanse polyritmiek te horen. Naast vrolijke dreunritmes ook melancholische en treurige maar evenwel dansbare nummers. De kora was de leidraad van de nummers, maar tot echte solo’s kwam het niet. De danseressen, tevens zangeressen, maakten met zijn tweeën het grootste deel van het concert. In dialoog met elkaar en met Kuyateh, uitnodigend naar het publiek, uitdagend naar de gitarist en percussionisten die de ritmes op hun wilde dansen aanpasten en improviseerden. Bij beiden verscheen een ondeugende blik in de ogen bij het maken van de dansimprovisaties en na afloop een parmantige blik, zonder arrogant te worden. Vooral de jongste van de twee was onweerstaanbaar. Haar stralende smalle gezicht boven haar magere lichaampje, dat van elastiek leek. Haar spillebenen stuiterden op de grond, gingen alle kanten op, haar armen zwaaiden wild. Vol humor, middenin een dans waarin het achterwerk centraal staat, begon ze er aan te krabben, en keek stout de zaal in, om vervolgens door te krabben op de maat van de muziek. De oudere van de twee - deze was een vrouw, de ander een meisje - kwam later het podium af. Ze voerde met de enige Afrikaan uit het publiek een choreografietje uit. Na de toegift van het Senegalese volksliedje Kelendi - het kleine publiek klapte zijn handen blauw - werd er nog heel even wat gedronken aan de bar. Met groeiende bezoekersaantallen en even sterke concerten kan het WMDC binnenkort wellicht groeien tot wat het voor ogen had: een stijlvol ontmoetingscentrum voor kwalitatief hoge wereldmuziek.