Column Femke Freijzer: Rotterdam, punkrockcity!

Een vreemde Zeeuw in de bijt

Femke Freijzer, ,

Het is een hele overgang als je van het platteland naar de stad vertrekt. Niets is zoals je het gewend bent. Vooral in een stad als Rotterdam kunnen in de ogen van een Zeeuws meisje zich nogal wat vreemde situaties voordoen.

Een vreemde Zeeuw in de bijt

Opgroeiend als meisje in Zeeland zijn mijn opties altijd vrij beperkt gebleven op muzikaal gebied. Poppodia waren er niet in de buurt en van alle kroegen in het dorp was er maar eentje die om de twee weken wel eens heel gewaagd Pearl Jam durfde te draaien. In die kroeg bevond ik me dan ook elke vrijdag en zaterdag wachtend op het verlossende deuntje en stiekem hopend dat ze eens spontaan een ander liedje door de Hulsterse muur zouden laten ontsnappen. Na maanden moedeloos aan de bar te hebben gehangen vond er een ware staatsgreep plaats en werd het café overgenomen door een bende langharige rakkers die wat leven in de tent probeerden te blazen. De muziek schalde elke dag het café uit en het idee van poppodia verdween langzaam uit mijn hoofd. Helaas, Zeeland blijft Zeeland en na onze korte mogelijkheid tot muziekpropaganda werd het de baas (en de rest van de inwoners) teveel. De stekker werd niet alleen uit de stereotoren, maar uit de hele kroeg getrokken. Snotterend liep ik nu iedere zaterdag naar de lokale muziekwinkel om daar mijn heil te zoeken. Langzaam groeide mijn cd collectie, maar de bodem van mijn pot met geld werd stilaan beter zichtbaar. Plots werd ik geconfronteerd met een (over)enthousiaste jongen uit het beloofde land die, als geïndoctrineerd, zijn boodschap kwam brengen. Misschien was het de tequila of de bedwelmende rook van zijn sigaar, maar toen hij begon te roepen: "ROTTERDAM, PUNKROCKCITY!" zag ik het licht. Het is dan ook daar waar ik mij die komende zomervakantie bevond. Overdag keek ik mijn ogen uit en liep ik de verschillende muziekwinkels in Rotterdam af. Toen ik iets uit de richting van het centrum dwaalde kwam ik in aanraking met het begrip ‘tweedehands cd-winkels’ en stal de Nieuwe Binnenweg mijn hart. Na een heuse speurtocht op internet vond ik de internetsite van De Baroeg waar die avond een punkavond was. Het zou wel vrij hard worden, maar ik kon alles aan nu ik eenmaal in Rotterdam terecht was gekomen. De tramrit door Zuid was al enigszins angstaanjagend voor een Zeeuws meisje en wat ik in de Baroeg aantrof was zo mogelijk nog schokkender. Bad Religion en zelfs de Sex Pistols zijn mietjes vergeleken bij deze bands. In mijn gedachten ben ik al pittend de deur uitgegaan om vervolgens thuis te worden gebracht door een volslagen vreemde, omdat de tram niet meer reed en de nachtbus een onbekend begrip voor me was. Vol goede moed ging ik de volgende dag op zoek naar de Boompjeskade waar ik Waterfront aantrof. Ik viel direct met mijn neus in de boter toen bleek dat er een videoclip werd opgenomen. Vol verwachting klopte mijn hart toen ik in het publiek met mijn armen omhoog een denkbeeldig aapje moest vervoeren. Vanaf toen staat het denkbeeldige aapje in mijn verbeelding centraal voor het feit dat in Rotterdam veel kan, veel mag en veel is, vooral op muziekgebied. Zodoende ontvreemde ik het denkbeeldige aapje en zette hem boven mijn bed. Tot op de dag van vandaag hoop ik dat The Apers het me vergeven hebben.