De verwachtingen zijn torenhoog bij de grootste show van Turnstile op Nederlandse bodem. De Amerikanen speelden sinds hun doorbraakalbum Never Enough uitkwam alleen op Jera On Air, en zowel de fans als industrie zullen zeer benieuwd zijn hoe de balans tussen pop en rauwe punk uitpakt op het podium. Het antwoord: het kon haast niet beter.

Hoe lanceer je een album in 2025? In deze digitale tijd, waarin de hele wereld met elkaar verbonden is door schermpjes, waarin je muziek kunt laten vliegen door malle dansjes of door één goed getimed interview in een bekende talkshow, een perfect optreden op een awardshow? De Amerikaanse band Turnstile deed het met een meesterzet: een gratis optreden in een park in thuisstad Baltimore. Een podium zo laag dat je er op kon klimmen en af kon springen. En dat gebeurde: tientallen, honderden jonge kids stage diveden alsof ze bij een Fugazi undergroundshow waren in 1987. Iedereen hier vanavond – maar dan ook echt iedereen – heeft die beelden gezien en gedacht: 'Dat wil ik ook.'

Stagediven kan (mag) natuurlijk niet in AFAS Live, maar vanaf de allereerste song staat de zaal op ontploffen. Die eerste song is ‘NEVER ENOUGH’, het titelnummer van de nieuwe plaat. Het is een weirde single, omdat hij begint met sobere lagen synths die vragen om diep blauw licht. En dan, als Brendan Yates de titelwoorden zingt, flitst een blok wit licht aan op het publiek: never enough! Never enough. Het is het eerste signaal dat het volle licht vanavond niet op de band zal staan, maar op het publiek. ‘NEVER ENOUGH’ breekt open met een distorted riff, maar wel een trage, en wordt gevolgd door ‘T.L.C. (Turnstile Love Connection)’, een hardcore punknummer met een knipoog naar Sly Stone's ‘Thank You (Falettinme Be Mice Elf Agin)’.

Punk met een discobal

Als gezegd: het licht gaat vanavond op het publiek. Al snel blijkt de band camerateams op pad te hebben gestuurd om de euforie te filmen in de zaal. Eerst aan de barrier vooraan, dan de moshpit in en ook nog spectaculair van recht boven de pit. Dat is moeilijker dan je denkt, want je wilt niet alleen de armenmaaiende jongens die zoveel ruimte opeisen in een cirkelpit. Je wilt ook de vele meiden in beeld (ze zijn er!), je wilt ook die dertienjarige laten zien die er nog veel te kwetsbaar uitziet om het tegen de echte mannen op te nemen. Je wilt ook niet de vriendengroepen die met wilde poses voor de camera dringen. Grappig als je van boven kijkt: die zijn er dus volop, maar de regisseur kiest ze nooit, nooit, nooit uit. Je ziet alleen maar mensen die euforisch opgaan in de muziek, die springen, rennen, zweten en meezingen.

Op dat laatste heeft Turnstile patent, zeker sinds de voorlaatste plaat GLOW ON. Het was een gewaagde switch, die in eerste instantie nog niet bij iedereen landde maar met de nieuwe plaat met terugwerkende kracht wordt erkend: Turnstile mixt op een superslimme manier hardcore punk met pop. Hun songs draaien niet alleen om rauwe energie, maar ook om hooks, om melodie en om songstructuren. In afwisseling met furieuze punkenergie hoor je vanavond in de set ook ‘I CARE’, dat echo's van The Smiths in zich draagt. Mooi dat iemand speciaal voor de herhaalde zin ‘deep in the night I'm waiting for the call' een ouderwetse telefoon heeft  meegenomen (of zou die van de band zijn?!). En verderop is er nog ‘SEEING STARS’ met een enorme Tame Impala-waardige discobal.

Vrijheid en community

Die meezingmomenten zijn er niet alleen bij de poppy nummers, maar ook in de punksongs, in korte momenten die perfect van licht voorzien worden. In tempowisselingen, zoals in setafsluiter ‘LOOK OUT FOR ME’, met een riff zo strak dat je onherroepelijk moet denken aan wat Nirvana in 1990 flikte met Nevermind: een undergroundsound megastrak neerzetten en transformeren tot iets compleet nieuws. Waar Nirvana vervolgens hun eigen esthetiek recalcitrant onderuit schoffelde op het podium, voert Turnstile hem perfect uit. ‘LOOK OUT FOR ME’ is trouwens op het album een van de raarste songs omdat het halverwege plots overgaat in een Underworld-achtige jersey club-danceplaat, en dat idee valt precies op zijn plek in de liveshow. Het nummer eindigt met Brendan Yates in een witte bundel licht, de band gaat af in het donker, terwijl de beats het overnemen en mensen massaal hartjesgebaren maken op het scherm.

Wat een slimme manier om het obligate encore moment vorm te geven, want zodra de laatste elektronische klanken wegsterven klimt Daniel Fang weer achter zijn drumstel en flitst de camera recht achter hem aan op het grote scherm. Een moment later zien we weer de karakteristieke verticaal gekleurde banen (een referentie naar een Jimi Hendrix-opname uit 1970) en begint Turnstile aan een drietrapsfinale: ‘MYSTERY’, ‘BLACKOUT’ en ‘BIRDS’, drie energiebommen. In dat laatste nummer weer een soort omgekeerde climax die werkt: het begint razendsnel, met vuisten de in lucht als de tekst gescandeerd wordt. ‘I was told that love and death go hand in hand.’ Dan het tempo omlaag, een gouden riff en een kreet waarin vrijheid en community samenkomen: ‘Finally I can see it. These birds not meant to fly alone.’ Brendan Yates nodigt zijn fans uit de kloof naar het podium over te steken en zich even dichtbij die Baltimore show te voelen. Al durft wijselijk niemand het aan de sprong terug te wagen.

Na afloop is het een heerlijk plakkerig slagveld in de smalle gangen van AFAS, waar iedereen op zoek is naar zijn jas, zijn schoen, zijn stem of zijn vrienden.