De rockers uit de Californische woestijn bestaan al bijna dertig jaar in wisselende samenstellingen, met als enige constante die frontman extraordinaire Josh Homme. Een echte gitaargod die zijn centrale plek in het rockpantheon wel heeft verdiend. De queens zijn allemaal uitzonderlijke muzikanten: die agressief-stoïcijnse bassist Michael Shuman die trouw zijn noten raakt, of drummer Jon Theodore die zo door zijn drumvellen heen lijkt te slaan – deze gasten kunnen rammen zoals weinigen dat kunnen.
De songs doen natuurlijk hun werk. De riff van gouden oude ‘No One Knows’ wordt teruggeblérd als een Seven Nation Army-esque hooliganhit. Maar ook nieuwe favorieten doen het goed, zoals ‘Made To Parade’, met die Eagles-esque dubbele gitaarsolo en een psychedelische heldenrol voor gitarist Troy van Leeuwen. Ze hebben er weinig decor en opsmuk voor nodig: tijdens opener ‘You Think You Ain’t Worth A Dollar, But I Feel Like A Millionaire’ staat de band zowat in het donker, en hoewel de lichtshow langzaam wordt opgevoerd, blijft het allemaal relatief ingetogen.
Als frontman laveert Josh Homme steevast tussen de gruizige woestijnrocker en de verleidelijke dandy. Zo’n type dat eerst in een bargevecht raakt, en daarna even lekker met de heupen gaat wiegen bij de jukebox – of andersom. Voor de pianoballade ‘Vampyre of Time and Memory’ – vrij uniek, die spelen ze amper – neemt hij plaats achter de piano. Sigaret in de hand, glas wijn erbij, een pijnlijk gezicht trekken en gaan. Als het met die gitaren allemaal niet was gelukt, had hij altijd nog een carrière als troubadour kunnen najagen. ‘Dankjewel, Dankjewel,’ verzucht hij. ‘We made our first record in Amsterdam, so it feels like coming home.’ Wat een charmeur.
Iets moois om voor te sterven
Normaliter is Queens of the Stone Age van het type plug & play, geen gezeik, herrie maken. Des te bijzonderder is het wanneer Josh Homme tijdens het óók al zelden gespeelde epos ‘Straight Jacket Fitting’ de microfoon pakt, afdaalt naar het publiek, en minutenlang in de zaal verdwijnt. Hij gaat een geïmproviseerd duet aan met de Alpha, en eindigt na een crowdsurf zelfs naast de tent, waar hij een welverdiend biertje krijgt aangereikt.
Op de setlist is ruimte voor songs van vijf verschillende platen, maar het slot is voor het onovertroffen meesterwerk Songs for the Deaf. ‘Go With The Flow’ komt hard binnen, met een extra lading voor die sleutelzin: ‘I want something good to die for, to make it beautiful to live’. Het geeft een nieuw gevoel van urgentie aan een band die al bijna dertig jaar bestaat, maar nog steeds kan spelen alsof er (in de woorden van Homme) geen gisteren is, geen morgen, en alleen vandaag.