Bij de openingsconcerten aan ’t IJ duikt Dekmantel weer de diepte in: op de woensdagavond laten de minimale composities van Moritz von Oswald je al lekker wegdromen. Op donderdag kunnen de eerste voetjes van de vloer, al is verstilling hier ook nooit ver weg.

Het is ondertussen vaste prik geworden: vóórdat we drie dagen onze benen eraf dansen in het Amsterdamse Bos, duiken we eerst de diepte in bij de traditionele concertdagen van Dekmantel aan ’t IJ. Dat betekent: de fiets pakken om heen en weer te racen van het Muziekgebouw naar Shelter, om vervolgens weer terug te racen voor die ene coole ambientact in het Bimhuis en dan weer terug te rennen naar Parallel. Het zijn hier geen dj’s, maar veelal uitdagende en avant-gardistische acts die de klok slaan, acts in de hoek van Fiber Festival, Rewire en Le Guess Who?.

Silencio! Plechtige sfeer bij Moritz von Oswald, de Duitse dubtechno-grootheid die Dekmantel aftrapt met het traditionele openingsconcert op de woensdag, dit jaar wederom in de statige Oude Kerk. Een dertiende-eeuws gebedshuis, met zestien meter hoog plafond en ‘circulair geluid’ in de volledige kerk. Lekker rondsjokken over de stenen vloer dus, terwijl von Oswald zijn laatste album Silencio ten gehore brengt, vol minimalistische composities waarin snufjes dubtechno, neo-klassiek en electro-akoestische muziek samenkomen. Zeer mooi: hij laat sneeuwstormen aan synths opdoemen uit een dubtechno-passage, speelt met dissonanten en breekt de boel dan weer open. Het mooiste: dat twintigkoppige koor. De mannelijke en vrouwelijke stemmen botsen tegen elkaar op, vinden elkaar weer in harmonieën en vormen een spookkoor in de slotpassage van ‘Opaco’. Prachtig.

Op donderdag gooit Dekmantel je traditiegetrouw zonder bandjes het diepe in. Geen voorspelbare vierkwartsbeats, maar abstracte texturen en klanklandschappen die je oren even moeten ontcijferen. In dat opzicht is Polygonia, de Duitse producer en multi-instrumentalist Lindsey Wang, een perfect begin. Gewapend met synths, drumcomputers, een dwarsfluit én een saxofoon speelt ze voor het eerst haar nieuwe album Dream Horizons live. Haar dj-sets zijn al behoorlijk ambient en gelaagd, maar dit liveoptreden gaat nog een stap verder. Vreemde organische geluiden vloeien over in ongrijpbare ritmes, saxofoonflarden glijden over percussie die soms bijna tribal aanvoelt, en drones hangen als mistbanken boven de zaal. Pas na een minuut of twintig komt een voorzichtig gejuich op, als plotselinge breakbeats de stilte openbreken. Geen set voor de ongeduldige stuiterbal, maar wie hier in meegaat, is klaar voor alles wat het weekend nog brengt.

Zonder aankondiging slingert ze een keiharde kick de nog lege Shelter zaal in: vanaf de eerste momenten is duidelijk dat Lenxi niet gekomen is om het publiek rustig op te warmen voor het dansvloergeweld dat de rest van het weekend zal volgen. Lenxi is wakker, maar of Dekmantel dat op de vroege avond ook al is, blijft de hele set een beetje de vraag.
Aan de Amsterdamse zelf ligt het in elk geval niet: alle tracks van haar onlangs verschenen debuutalbum komen live nog net wat harder binnen dan verwacht. Haar dromerige stem lijmt die kickdrums feilloos aan elkaar en lijkt constant van gedaante te veranderen: het ene moment doordrenkt met reverb en bij het volgende nummer mechanisch en koud. De nummers zweven net zo goed als dat ze beuken. En net wanneer er wat beweging in de inmiddels halfvolle zaal begint te komen, is het uurtje alweer voorbij. Eén ding is zeker: de volgende keer verdient Lenxi een mooie spot later op de avond, voor een opgewarmd publiek dat beter raad weet met haar harde, dromerige techno.

Als je Young Marco vooral kent van zijn eclectische dj-sets en die ene knaller ‘What You Say?, dan valt je mond misschien even open. Maar wie wat dieper graaft, weet dat z’n hart minstens zo veel bij ambient ligt als bij de dansvloer. Al zijn hele carrière produceert hij prachtige langzame klanklandschappen. Met Dead Sound duikt hij daar opnieuw in, dit keer samen – en voor het eerst live – met de Berlijnse singer-songwriter John Moods. De term ‘trip’ valt tegenwoordig al bij het kleinste flintertje galm over gevoelloze background music, maar dit is een echte, doordachte reis: gelaagde ambient vol etherische pads, dragende ritmes en slepende gitaarlijnen, met Johns stem als gids. Zonde alleen dat de zaal tijdens de set deels leegloopt richting The Orb. Want dit is juist het soort set waar je eigenlijk bij wil liggen, met je ogen dicht, en zonder enige afleiding om je heen. Maar goed, het is ook Dekmantel: de knaldrang ligt op de loer, en het weekend is pas net begonnen.

Hoe vet is dit?! Het lijkt net alsof de futuristische bassmuziek van Simo Cell en de Arabische zang van Abdullah Miniawy met elkaar in gesprek zijn. Na een uithaal van de Egyptenaar reageert de Fransman meteen met een vreemd geluid, uit een van zijn al even zo rare instrumenten: een elektronische fluit en een hypergevoelig keyboard dat bij de minste aanraking psychedelische klanken loslaat. Dat de twee een goede combi zijn, wisten we al sinds hun gezamenlijke EP uit 2020, maar live zie je pas echt hoe de twee elkaar versterken. Soms korte blikken uitwisselend, maar meestal lijken ze compleet in hun eigen wereld, en laten zo de muziek het woord doen. Wat begint als industriële trap, wordt al snel gedeconstrueerd tot sub-bass gevulde ambient. Een onverwachts hoogtepunt is zo’n prachtig ambientnummer waar Abdullah zijn subtiele, traditionele zang overheen legt. Hun aankomende project, dat verschijnt op Dekmantels eigen label, is er dus een om in de gaten te houden.

Het invloedrijke duo Leftfield maakte in de jaren ’90 het baanbrekende Leftism, inmiddels de Sgt. Pepper van de Britse elektronische muziek. Hun allereerste show ooit vond destijds plaats aan de andere kant van de stad, in Paradiso. Inmiddels is het project in handen van Neil Barnes alleen, die het sinds 2010 nieuw leven heeft ingeblazen. Hun geluid werd ooit ‘progressieve house’ genoemd, maar dat dekt de lading nauwelijks: een dreunende mix van dub, reggae, breakbeat en house, met subbassen die decennia later nog steeds muren doen trillen. Leftfield heeft een reputatie als het op geluidsdruk aankomt: tijdens een show in de Londense Brixton Academy zouden ooit de gipsplaten uit het plafond zijn getrild. En ook in het Muziekgebouw voel je wat ze kunnen: de subbas raast door je borstkas, de kick breekt je hersenpan open, en dat midden in een zaal waar morgen waarschijnlijk iemand een strijkkwartet aankondigt. Barnes speelt veel werk van het legendarische Leftism, zichtbaar tot groot genoegen van het oudere deel van het publiek dat vooraan staat te stuiteren (zouden ze er in 1996 in Paradiso bij zijn geweest?). Oude rotten en vaste gastvocalisten Cheshire Cat en Earl Sixteen maken er een dampend feest van met ‘Release The Pressure’. Als Barnes bij ‘Open Up’ plots zijn gitaar tevoorschijn tovert, weet je: dit is niet alleen nostalgie, dit leeft nog steeds.

Verknipte breaks, percussieve bass en zelfs dubstep(?!): werkelijk geen enkel clubgenre lijkt veilig voor de footwork-mangel van Jlin. In haar liveset switcht ze razendsnel tussen ritmes, alles steeds doordrenkt van dezelfde opgefokte energie. Elke 30 seconden lijkt je lichaam een nieuwe dansmove uit te vinden om haar muziek bij te benen. Geen wonder dat ze al vroeg in haar carrière werd erkend door genreveteraan DJ Rashad, al lijkt het ook alsof ze footwork hier opnieuw uitvindt, en met elke conventie aan de haal gaat. Zelfs wanneer ze eindelijk een simpele four-on-the-floor beat door de zaal knalt, heeft het nog steeds die gehaaste, opzwepende intensiteit. Hoe leuk is het om te zien dat Jlin zelf bijna even verbaasd is over wat ze uit haar laptop en sampler weet te trekken, alsof ze zelf niet degene is die aan de knoppen draait. Na zowat elke ritmewisseling valt haar mond open of gaat er een voorzichtige vuist mee op de beat, alsof ze telkens opnieuw een weg uit haar zelfgecreëerde ritmische doolhof heeft weten te vinden.