Jaja, we balen nog steeds van de afzegging van Sam Fender, maar gelukkig sprong Nothing But Thieves in de bres. Verder was het een festivaldag die alle kanten opschoot, van ontregelaars en hooligans tot vederlichte folk. Dit waren onze tien hoogtepunten.

10. Durand Jones & The Indications

Een beetje jammer van de zeikregen die uit de hemel komt vallen, want die stem van Durand Jones is…. alsof een engeltje in je oor piest? Met het zonnetje was dit echt een highlight geweest, nu is het nog steeds heel erg mooi. Ze speelden al vier albums vol met vrij traditionele soul, live met een vrij minimale bezetting, maar chique vertolkt. Gitarist Blake Rhein krijgt z’n pittige fuzzy solo, die toetsenist is ook echt nice en drummer Aaron Frazer pakt soms de lead met een al even zijdezachte stem (hoewel iets minder uitgesproken). Jones zelf heeft al evenveel flair in z’n uithalen als in z’n zwierige bewegingen. Ja, dan heeft het toch wel wat, zo’n ballet van wiegende poncho’s.

9. Nothing But Thieves

Super zonde natuurlijk, dat Sam Fender last minute cancelde wegens stemproblemen. Maar Down The Rabbit Hole wist een waardige vervanger uit de hoge hoed te trekken: Nothing But Thieves. Ze hebben geen megaproductie bij zich (duh) en de overgangetjes zijn soms wat rommelig (duh) maar dit is een prima show. Vooral het drieluik aan het slot is bonafide headliner-materiaal: tranentrekker ‘Impossible’, het explosieve ‘Amsterdam’ en ‘Overcome’, een anthem met een snufje Springsteen. Na een krappe 65 minuten is het alweer voorbij. We missen Sam Fender nog steeds, maar we mogen best dankbaar zijn dat deze boys hun Britse billetjes van de bank hebben gesleurd om hier nu in Beuningen te rocken.

8. Hang Youth

‘Het volgende nummer gaat over een schattig investeringsboetiekje dat onlangs een boel Nederlandse festivals heeft bemachtigd, en ironisch genoeg heet het KANKER,’ brult Abel van Gijlswijk voor een dertigsecondenliedje. ‘Ze korten het af naar KKR!’ En even later: ‘MOJO, achter Down The Rabbit Hole, is ook niet helemaal zuivere koffie… dus het is ZEKER hypocriet dat we hier staan.’ Grinnik. ‘Kies je battles! Het is onmogelijk om consequent ethische keuzes te maken in een kapitalistisch systeem!’

Nou, het is maar goed dat Hang Youth hier staat, want er zijn genoeg battles over. Tegen het grootkapitaal, de bioindustrie, de wapenindustrie, genocide, de godvergeten kutstaat van onze wereld: de harde waarheid moet en zal verkondigd blijven worden. Open oortjes op Down The Rabbit Hole dus, alhoewel deze show aanvankelijk wat minder MAYHEM is dan je verwacht. De songs van hun laatste album ER IS HOOP* zijn dan ook een tikkeltje subtieler, er zitten zelfs tempowisselingen in de liedjes die soms wel drie minuten duren, en niet iedere boodschap hoeft meer in één korte politieke brulslogan gevat te worden. ‘GEEF MIJ JE LIEFDE!’, zingt Abel als een soort narcistische predikant in het gelijknamige liedje (3 minuut 19!), en eerlijk, die smoel staat hem ook wel (hij krijgt ook meteen een MAGA-petje toegeworpen). Lekker voor de variatie in de set, ook veel leuke grapjes en aankondigingen voordat Abel aan het einde alsnog crowdsurfend de tent uit wordt gedragen. ‘Deze pokoe gaat over gemene racisten! Zijn er nog gemene racisten in de zaal?’ Hahaha.

7. Viagra Boys

Brak? Moe? Jammer dan. Je favoriete Zweedse hooligans staan op het punt om de tent af te breken. Viagra Boys zonder een dikke moshpit en een overdaad aan bier is als een vis zonder water. Na het eerste nummer is zanger Sebastian Murphy (hij is de Amerikaan van het stel) al aan het hijgen, rochelen en compleet buiten adem. Ook niet heel gek als je een halve krat pils met je meedraagt in je buik. Het bier klotst uit zijn blik terwijl hij de rauwe postpunkliedjes voorziet van teksten over chlamydia, roken, drinken en blut zijn. Maar vergis je niet: deze jongens hebben wel degelijk iets te melden. ‘Free fucking Palestine!’ bijvoorbeeld, gevolgd door een emotionele uitvoering van ‘Medicine for Horses’. Daarna gaat het weer vol gas de andere kant op met cultclassic ‘Sports’ en de bijbehorende push-ups. Dat worden er vijf, misschien zes, dan is het wel klaar. In blessuretijd pakt de toetsenist de spotlight. Hij lijkt nog de normaalste van het stel, maar dat beeld valt snel in duigen. De synth wordt een keytar, hij laat het publiek erop meppen en duikt er zelf achteraan. Terug op het podium heeft hij een half Palestijnse, half Zweedse vlag als trofee meegenomen. Dom doen met een hart op de juiste plek blijkt dus prima samen te gaan.

6. Yseult

Wanneer je niet binnen het ideaalplaatje van deze maatschappij past, is het lastig om een goed zelfbeeld te creëren, al helemáál wanneer je op het grote podium probeert door te breken. Daar wordt maar weinig over gepraat, maar de Frans-Kameroense Yseult geeft het dapper toe, en kondigt dan aan: jullie kennen mij misschien van de Franse ballades (zo explodeerde ze compleet naar haar cover van ‘My Way’ na de Olympische Spelen), maar ik word de grootste zwarte weirde rockster van de wereld, het liefst zo snel mogelijk. En als we haar show zien geven we haar groot gelijk - sterker nog, waarom zijn er niet meer zoals zij? Yseult is een ware pop rock diva in haar zwarte korset met kruis kettinkjes, en heeft star power voor tien. Hoe ze al poserend over het podium beweegt, het publiek compleet bespeelt: het voelt alsof ze speciaal voor JOU zingt, en daar is ze nog retedankbaar voor ook. Volgend jaar staat ze hier met een band, speculeert ze al — ‘No wait, I’m a Leo, so give me 5 more months!’

5. Greentea Peng

We lost our MPC, so it’s gonna be a little bit more raw and stripped down today.’ Ergens op het vliegveld is Greentea Peng haar sampler kwijtgeraakt — geen backingtracks dus, geen vette samples zoals je die van haar nummers kent. Ze baalt er wel een beetje van: ‘How long have we got left?’ vraagt ze al een kwartier voor het einde. Maar eigenlijk mist het publiek niets. De band is weergaloos, haar presence hypnotiserend, haar delivery eigenzinnig en vol mystiek. Gehuld in een blauw gewaad, onder de tatoeages en met een brandende Palo Santo in de hand voelt Greentea Peng meer als een sjamaan dan een zangeres. Ze neemt de tent mee op een zwoele reis langs psychedelische r&b, neo-soul, bossa nova en afrobeatjazz. De ritmes zwieren van hot naar her, de tempo’s wisselen constant — het is een dromerige trip met hoge variatie. Halverwege komt er zelfs een stukje disco langs, als de band ineens ‘Lady (Hear Me Tonight)’ van Modjo inzet. Je weet bijna niet meer waar je bent — en Greentea Peng blijkbaar ook niet: ‘How we doing Amsterdam?!’ roept ze tot drie keer toe.

4. Ichiko Aoba

De Japanse singer-songwriter Ichiko Aoba heeft de energie van een mystieke beschermengel die op een vroege zondagmiddag alle chaos en prikkels van het weekend wegvaagt. In een lange zwarte jurk en met haar witte haardos als een sluier neemt ze plaats achter een tafeltje met een vaasje bloemen — alsof ze er al de hele ochtend op je zat te wachten. Wat volgt, voelt als het openen van een verborgen deur naar een andere wereld.

Tedere, Studio Ghibli-achtige folklullabies vullen de tent. Het is muisstil. Buiten dansen regendruppels op het tentdoek, terwijl Ichiko binnen zingt over de maan en over kleine denkbeeldige monstervriendjes die ze met een betoverend, vreemd stemmetje tot leven wekt. Zodra de bui echt losbarst en een groep schuilers binnenkomt druppelen, staken ook zij hun gesprekken om van deze magie te genieten. De bloemen op haar tafeltje, die ze later heel schattig uitdeelt aan het publiek, zijn een klein, tastbaar bewijs dat dit alles geen droom was (Spirited Away, anyone?).

3. Floating Points

Na jaren dat Sam Shepherd jazz componeerde, wist de elektronische muziek deze heer en meester producer uiteindelijk te grijpen. Gelukkig maar, want dat brengt ons vandaag deze geweldige liveshow, waarin vanuit niets een trip voor het oor én het oog in elkaar wordt gepuzzeld. Akiko Nakayama en Hamill Industries maken namelijk naast de emotioneel geladen ambient, deephouse, acid en techno die Floating Points ons toedient, de kenmerkende vloeiende kunst op de schermen, en Will Potts weet daar dan nog een waanzinnige lichtshow van in elkaar te draaien. Wauw, wauw en nog eens wauw! De combinatie van die drie samen sleept ons door een emotionele rollercoaster, van zwart-wit tot regenboog-prisma, zonder enige ademruimte. Shepherd houdt de vaart er een stuk meer in dan we van hem gewend zijn, en wanneer we wel een moment krijgen om te raden naar wat er nu weer zal komen, gebeurt dat met extreem vertraagde samples tot we staan te trillen op onze benen.

2. Geordie Greep

Er is veel om een hekel aan te hebben bij Geordie Greep, ooit frontman van de ook al onnavolgbare band black midi. Dat ze beginnen met ‘Bongo Season’, een nogal uitdagende fusion-jam van dik 18 minuten, bijvoorbeeld. Greep heeft de rug naar de tent, af en toe een wat aarzelende blik naar zijn maatjes. Die gasten zijn bijna irritant virtuoos: hoge mate van Jaco Pastorius-vibes bij de fretloze bassolo’s, cello-melodietjes die zoeken maar nooit vinden. Huh, horen we nou een stukje Mamma Mia, verstopt in dat solootje? Hij is z’n publiek al kwijt voordat hij ze beet heeft. Maar hear me out, zullen de greepies onder ons zeggen, een ietwat hondsdolle blik in de ogen. Je BEGRIJPT het gewoon niet. Blijf even plakken, dan zul je zo zien wat een geniale man Geordie is.

En godverdomme, inderdaad. Dan pakt hij eindelijk de microfoon, sputtert zijn teksten over vieze mannetjes eruit als Neurotische broadway-performer op een dieet van koffie, sigaretten en crystal meth. En in ‘holy holy’ openbaart zich de genialiteit in volle glorie. Ze spelen in de geest van Frank Zappa, pakken genres die best wel kitsch zijn, ze nemen het belachelijk serieus maar stoppen er ook een mate van krankzinnigheid in die totaal ongekend is binnen die hokjes. Dus vliegen ze gierend uit de bocht in die lange gambajazz-tune, en beginnen de greepies vooraan zowaar een dikke moshpit.

1. Beth Gibbons

‘The burden of life just won’t leave us alone,’ verzucht Beth Gibbons terwijl ze aan de microfoonstandaard hangt. Droevige blik in de ogen, de krasjes in haar ziel hoorbaar in haar stem, aan het einde gaan de strijkers steeds unheimischer klinken… alsof ze achterstevoren worden gespeeld. Ach, wat gaat er een gigantische tristesse uit van de muziek van Beth Gibbons. Afgelopen jaar bracht de Portishead-zangeres haar solo-album Lives Outgrown uit, een schitterende plaat waar naar eigen zeggen tien (!) jaar aan is geschaafd. Waar tien jaar leven inzit en waar spijt en verdriet doorheen zweven, als geesten in het spookhuis van het leven. ‘All going nowhere, too afraid to be free,’ verzucht ze in ‘The Burden Of Life’. En even later: ‘Fooled ovulation, but no babe in me.’ 

Ze zegt nauwelijks een woord tussendoor en brengt haar rijk gearrangeerde folk met een virtuoze, zevenkoppige band. Achter haar ook een magiër van een multi-instrumentalist die in ieder liedje een hele instrumentenwinkel opentrekt, van basklarinet tot baritonsaxofoon, van fluit tot klingelende vibrafoontikjes. Gezamenlijk vertolken ze haar unheimische spookfolk - en twee liedjes van een gezamenlijke plaat met Rustin Man - met een sluimerende spanning, en kruipen met ieder liedje steeds verder onder de huid. Weergaloos mooi, en dan wordt Portishead-klassieker ‘Glory Box’ óók nog aan het einde gespeeld. Brok in de keel.

Ook gezien

Judeline
Rosalía is een makkelijke vergelijking voor Judeline, maar deze Andalusische heeft zeker ook afgekeken bij Sevdaliza: ze heeft één best wel creepy danser meegenomen om haar experimentele pop (met invloeden van flamenco en reggaeton) van extra beweging te voorzien. Dus gaat ze op ‘m zitten paardjerijden, en dat is meteen het hoogtepunt in een show die verder echt te veel voortkabbelt. 

Tems
Zodra die band van Tems ook maar een beetje volume maakt, valt haar dunne stem totaal weg en verandert het Nigeriaanse steppe-decor met ondergaande zon in een klankmoerasje. We kunnen helaas wel duidelijk verstaan dat ze denkt in Amsterdam te zijn. Wel extreem hot hoe ze een jongen op de eerste rij opzoekt en bezingt: ‘Do you love me?’ ‘I really really do’, antwoordt-ie verlegen.

Japanese Breakfast
De brakke zondagmiddag is aangebroken, het terrein is één grote modderpoel door de hemelse tranen die we in ons konijnenhol hebben moeten incasseren — waar heb je dan eigenlijk nog wél behoefte aan? Er is maar één antwoord mogelijk, en dat is een lekker potje wegzweven in een overdekte tent: bijvoorbeeld bij de uitwaaierende indierock van Japanese Breakfast. Spannend kunnen we de show (buiten de gongslagen natuurlijk) niet noemen, maar de Björkiaanse uithalen van Michelle Zaunder zijn prachtig, en wat is de band schattig in hun kanten pakjes.

Hermanos Gutierrez
Het regent pijpenstelen, en met de Hotot als enige niet-overdekte stage is dat flink balen voor Hermanos Gutiérrez. Maar de Ecuadoraans-Zwitserse broers laten zich niet uit het veld slaan: ‘This is the first time we’re playing in the rain — such a cool experience.’ Voor het publiek, gehuld in poncho’s en capuchons, is het vooral gewoon heel erg nat. Hun hypnotiserende woestijnmuziek verzuipt helaas toch een beetje in de plensbui.

Bloc Party
Twintig jaar Bloc Party! Tijd voor een retrospectieve tour: the greatest hits uit twintig jaar Bloc Party aka de greatest hits uit 2005. Om dat te onderstrepen, trappen de Britten meteen af met ‘So Here We Are’ van debuutalbum Silent Alarm, en focussen daarna vooral op het blokkerige gitaarwerk van die plaat en opvolger A Weekend In The City. Prima keuze, want ieder uitstapje naar later werk valt helemaal dood. Ze spelen het fletser dan je zou willen van een gloedvolle reünie, en dan merk je wel dat de nostalgiekwabben op het veld pas in de eindigende drietrapsraket ‘Helicopter’, ‘Flux’ en ‘Ratchet’ echt geactiveerd raken. Oh well.