De geur van dikke slik, van smerige, kleffe modder. Grauw grijs-bruin als bewijs dat de Waddenzee ooit verder het land in stak. Het is vruchtbare grond, en toch woonde er vrijwel niemand, ten oosten van Winschoten. Nieuwe Beerta, Hongerige Wolf, Drieborg, daarna houdt het wel zo'n beetje op. Ralph Mulder bracht er talloze uren door aan de rand van een kanaal naast zijn zwijgzame grootvader. Die ving de ene na de andere brasem, en als zijn kleinzoons dan vroegen ‘Opa, hoe doet u dat toch?' zei hij: 'Ja…'
Lange tijd verkeerde hij in de overtuiging dat zijn opa en oma hem graag zagen, maar nu hij zelf kinderen heeft beseft hij dat zijn ouders ook wel eens een weekendje rust aan hun kop wilden. Of nou ja, misschien is het allebei wel waar. Zijn grootvader liet zich er net zo min over uit als over het stompje dat nog over was van zijn ene hand. Het was het gevolg van een werkongeluk. Hij was een seizoenswerker, die alles aanpakte was beschikbaar was. De ene keer bouwde hij snelwegen in Duitsland, de andere keer ving hij ratten, dan was er weer iets met bananen uit Brazilië. De oude Duitse klok van opa en oma staat nu bij Ralph, al heeft-ie hem geprobeerd te slopen om het geluid te vangen. Het ding ruikt ook naar vroeger. De geur van de klok en de geur van het dikke slik van Oost-Groningen, dat is de geur van zijn jeugd, en de geur die Ralph Mulder de laatste paar jaar weer volop opsnoof toen hij terug ging. Omdat hij tijdens de lockdowns gek werd in Amsterdam, omdat de boerderij van zijn broer helemaal geverfd moest worden, en omdat zijn vader op sterven lag.
Alamo Race Track-frontman Ralph Mulder ging terug naar zijn ouderlijk huis in Winschoten. Omdat hij tijdens de lockdowns gek werd in Amsterdam, omdat de boerderij van zijn broer daar in de buurt helemaal geverfd moest worden, en omdat zijn vader op sterven lag. Het leidde tot het eerste Alamo-album in acht jaar, Greetings From Tear Valley.
Discografie
Alamo Race Track
2003 Birds at Home
2006 Black Cat John Brown
2011 Unicorn Loves Deer
2015 Hawks
2023 Greetings From Tear Valley and the Diamond Ae
Alleen in de menigte
Acht jaar geleden alweer verscheen het laatste album van Alamo Race Track, Hawks. Alamo was nooit een grote band - zelfs niet in vergelijking met soortgenoten als Johan of Daryll-Ann - maar wel een hele geliefde onder volgers van het Excelsior label. Acht jaar zonder album is een half mensenleven, maar het is niet alsof Ralph Mulder nadien geen muziek maakte. Alleen dan meer in dienst van theatervoorstellingen. Het was een deels praktische overweging: werk voor het theater betaalt tenminste wél, en ach, liedjes komen ook niet vanzelf. Maar die laatste paar maanden van zijn pa lokten hem naar het ouderlijk huis en dwongen hem ook de geuren van vroeger te verwerken tot liedjes. Die liedjes heten samen Greetings From Tear Valley and the Diamond Ae, een album dat hij opnam met Robin Berlijn, en waarop we de jonge Ralph Mulder over een hek zien springen. Op avontuur.
'And whenever I trespass, I feel a shiver down my spine', zingt hij in 'Trespass'. Het is geen liedje over een gebeurtenis, maar over een gevoel. Het gevoel dat je voet blijft steken in een korenveld - het laarsje vastgezogen - en dat zo'n vent woedend achter je aan komt. Het is een soort schijnvlucht, want iedereen kende iedereen daar. Het is hetzelfde gevoel dat-ie had, die keer in Hongarije met zijn toenmalige Hongaarse vriendin, op van die paden waarvan je weet dat je er beter niet in kunt gaan. Het moment dat je beseft: 'Wacht eens even, er zit geen hek tussen die vier schuimbekkende honden en ons', je het zonder omkijken op een lopen zet, tot je half van de heuvels vallend lachend in elkaars armen valt.
Al vanaf dat-ie twee was sliep Ralph op één kamer met zijn broer, die heel anders in elkaar zat dan hij. Zijn broer kon leven in chaos, terwijl hij zelf snel overprikkeld raakte. Hij dook vaak weg onder de tafel, of trok zich terug op zijn kamer. Maar dan wel met de deur op een kier, zodat het geroezemoes naar boven druppelde. Hij wilde altijd al graag in een menigte zijn, maar dan wel alleen. Het is een tweestrijd die in Amsterdam nog een stuk sterker werd. Amsterdam, waar hij voor de vorm ging studeren, maar waar hij eigenlijk heen ging om muziek te maken. De stad zoog hem op. Hij had een kamertje van niks (bed gewoon in de keuken, meer heb je toch niet nodig?), werkte in een kroeg en maakte muziek. Dat die studie een lulsmoes was wist Ralph zelf ook wel, maar zijn ouders waren bang voor het echte verhaal. Niet onterecht natuurlijk, want je brood verdienen met muziek is niet eenvoudig, en de worsteling die zowel het schrijven als optreden soms waren maakte de vraagtekens des te begrijpelijker. Nee, dan zijn broers; de één studeerde economie aan de RUG, de ander werd verpleger. Niet dat dat een optie was voor Ralph. School interesseerde hem niet. Muziek was eigenlijk het eerste plan in zijn leven.
Moker
Muziek was er altijd, ook thuis. Zo had zijn moeder een oom die jong stierf, al in 1980. Zijn platen bleven achter, en hij was van de hardrock. De platen van AC/DC met Bon Scott, Van Halen. Angus Young met een bliksemschicht en zijn tong uit zijn mond, zo’n hoes waarvan je als kind denkt: wat is dit voor gekkigheid? Zijn moeder had Rory Gallagher, The Beatles, CCR, veel bluesrock. Zoals dat gaat in de provincie viel Ralph zelf eerst voor de metal, daarna voor de gabber, om pas daarna bij de zorgvuldig gearrangeerde folk te belanden. Hij leerde de kneepjes van Diederik Nomden, later gitarist bij onder meer Johan, Daryll-Ann en The Analogues, toen gewoon een vriend van zijn broer. Diederik woonde zelf in Nieuwolda, waar geen trein naartoe rijdt, dus hij sliep regelmatig op vrijdagavond tussen Ralph en zijn broer in. Zo deed je dat.
Voor een verhaal dat onherroepelijk toewerkt naar de laatste adem van zijn vader, gaat het tot nu toe weinig over hem. Maar zo was het ook wel een beetje. Hij was de reden van Ralph’s terugkeer naar het noorden, maar ook de persoon waar hij in cirkels omheen beweegt, niet te ver weg, niet te dichtbij. Die cirkels waren vaak fietstochten van een kilometer of dertig, veertig, door de weilanden op weg naar zijn broer, die inmiddels in een rustige boerderij woont. Er was werk aan de winkel, veel werk aan de winkel, en dat kwam goed uit. Er moest netjes geschilderd worden, maar net zo welkom was het sloopwerk. Er moesten muren uit, beuken met een moker.
Ralph Mulder’s vader was een strenge man, maar zijn drie kinderen konden dan ook knap vervelend zijn, dus achteraf snapt hij het wel. Als hij zei: ‘Achter het huis wordt niet gevoetbald’ bleek er bij thuiskomst aan het einde van de dag toch een ruit gesneuveld. Pas in de laatste maanden voor zijn dood kwam Ralph erachter dat zijn pa zelf als jongen net zo was. Altijd kattenkwaad uithalen, altijd de grens opzoeken. Waarom dan zo streng? Was het wraak voor zijn eigen tekortkomingen? Was het de neiging jezelf toch altijd meer te haten dan lief te hebben? Zo staat Ralph zelf in elk geval wel in het leven. Hoe het ook was, de band was altijd stroef. Er was een spanningsveld.
Loslaten
De familie Mulder groeide op in een volksbuurt van Winschoten, een naoorlogse wijk die inmiddels gesloopt is. Zijn vader werd er geboren, en in de jaren tachtig werden alle sociale problemen van de omgeving er bij elkaar gestopt. Een ‘aso-buurt’ dus, maar je maakte er de mooiste dingen mee. Ruzie met de rijkelui van verderop bijvoorbeeld. Als zijn vader dan voor lunch naar huis kwam, moest hij er tussen springen. En reken maar dat er dan ontzag voor hem was. Hij werkte bij de PTT - legde kabels aan - maar hij was later ook politicus op de vierkante kilometer als gemeenteraadslid voor de SP. Daar zette hij zich onder meer in voor mensen met schulden in de buurt. De minder bedeelden waren voor hem geen ver-van-zijn-bed-show. Het was een kant die hij als kind niet zo zag. Voor de familie Mulder was hij gewoon een ouderwetse vader. ‘Niet huilen, geen gezeik’. Fysiek? Zoals alle vaders in die tijd. Maar op momenten was hij ook lief. Toen Ralph in zijn Amsterdamtijd de ziekte van Lyme opliep, als een dood vogeltje op zijn bank zat en moest toegeven dat het echt niet ging, stapte zijn vader zonder pardon driehonderd kilometer in de auto om hem op te halen. Hij had niet later moeten komen, want eenmaal terug in Winschoten kreeg Ralph een aangezichtsverlamming. Hij belandde drie weken aan het infuus. Ze waren net op tijd om de chronische vorm af te wenden, of erger.
Tussendoor zat nog een gig van Alamo Race Track in Frankrijk. Het was de tijd dat de band daar fans had dankzij ‘Black Cat John Brown’. Alamo was nooit een band die grootse ambities had om de wereld te veroveren, maar als dat dan spontaan op je pad komt ga je ervoor. Zo'n gig zeg je niet zomaar af. Halverwege de reis belde de neuroloog. Waar ben je? De uitslag is binnen, je moet nu terugkomen. Ja maar, ik ben onderweg naar een optreden, met een hele karavaan. Nee, je moet nu omkeren. Zijn vader is direct naar het zuiden van Nederland gereden om hem op te halen, om te voorkomen dat zijn zoon hersenvliesontsteking zou oplopen. Dat wist Ralph nog uit zijn voetbaljeugd. Een jongen uit zijn team kreeg dat, en die was ineens dood. Maar ja, dat zijn de momenten dat je weet dat er in de kern liefde zat. Het was misschien die generatie, of zijn karakter.
Toen hij ziek werd veranderde dat niet echt. Hij werd niet milder of zachter. Het was een lijdensweg, maar hij was strijdbaar. Je hebt in zo’n ziekteproces altijd van die ijkpunten waarop dingen kunnen keren. Slaat de behandeling aan? Wordt de woekering gestuit? Bij hem was het elke keer slecht nieuws. Uitzaaiingen, meer uitzaaiingen. Je zou misschien denken dat het idee dat je tijd bijna om is inspireert om er iets van te maken, om dingen anders te doen, maar hij werd alleen maar steeds kwader. Het was covidtijd, dus zijn vader kreeg niet alle hulp die hij nodig had, en dat frustreerde. Ralph schrijft over dat loslaten - of MOETEN loslaten van het leven - in ‘Cold Country’. Al speelt in dat lied ook de zelfgekozen dood van iemand die hij kent uit de theaterwereld, iemand die heel nadrukkelijk opgelucht was door het naderende einde.
Zijn vader kon het niet, loslaten. Hij verzette zich tot de pijn te erg werd, en ook toen ademde hij nog drie dagen door, waar anderen al na een paar uur weg zijn. Zelfs het versterven zat hij tegen te werken, zo voelde Ralph dat. Hij werd zelfs nog een keer ‘wakker’, keek rond, maar eigenlijk was hij er al niet meer. Hij wilde zo graag nog doorleven. Op zijn sterfbed werd ruzie gemaakt, het knetterde en schuurde, maar Ralph zei hem ook dat hij hem niets verwijt en dat hij een geweldige vader was. Of dat binnen kwam? Zoiets moet je allereerst zelf geloven.
Alamo Race Track speelt op vrijdag 13 oktober in 3voor12 Radio.