Ask Me Anything. Het was social media platform Reddit dat het eenvoudige idee groot maakte: vraag me alles, ik zit klaar om te antwoorden. Politici op campagne doen het, artiesten die wat te verkopen hebben, wetenschappers die kennis willen delen. Het is een goed, sympathiek idee, maar in de praktijk natuurlijk lang niet altijd bevredigend. De persoon in kwestie wordt per slot van rekening overladen met meer vragen dan hij aan kan, en omdat zo’n AMA-sessie doorgaans maar een uurtje duurt is de verleiding groot om alles maar half te beantwoorden. Nick Cave richtte een jaar geleden zijn eigen Ask Me Anything-platform op, Red Hand Files. Een thuishonk, bedoeld voor echt contact tussen artiest en fans. Hij beantwoordde 64 vragen in een jaar tijd, en niet een keer maakte hij zich er vanaf. Net zoals hij in real life het gesprek aan ging tijdens zijn 'In Conversation' tour, een combinatie van liedjes en gesprekken.
Die 64 vragen bij elkaar zijn niet alleen het meest uitgebreide interview dat Cave ooit gaf, ze zijn ook de ingang tot zijn nieuwe album, dat afgelopen week verscheen. Cave kondigde het zelfs aan op de Red Hand Files. Een van de laatste vragen luidde: ‘Wanneer verschijnt je nieuwe album?’ Het antwoord: ‘Volgende week. Het heet Ghosteen. Het is een dubbelalbum. Deel 1 bevat acht liedjes, deel 2 twee lange nummers, die met elkaar verbonden zijn door een spoken word stuk. De songs op het eerste album zijn de kinderen, die op het tweede zijn hun ouders. Ghosteen is een ’migrating spirit’. En oh ja: dit is de cover.’
Wie is je favoriete gitarist? Heb je wel eens ergens spijt van nu je ouder wordt? Waarom heb je het uitgemaakt met PJ Harvey? Zijn sokken met je idool erop een goed idee? En hoe houd je moed in het leven als je een geliefde verliest? Zomaar een paar vragen die Nick Cave het afgelopen jaar met welbespraakte brieven beantwoordde. Zijn Red Hand Files gaven een nieuwe dimensie aan zijn kunstenaarschap.
Het bestaan van deze uitgebreide documenten zegt veel over de staat waarin Nick Cave momenteel verkeert. De 61-jarige Australiër zit in de fase van zijn leven waar veel collega-muzikanten teren op dertig jaar oud repertoire of zo langzamerhand maar eens een biopic over zichzelf gaan produceren. Het grote archiveren is dan al in volle gang, of het grote cashen, zo je wilt. Nick Cave staat in de herfst van zijn carrière juist in volle bloei. De inspiratie gutst over de rand. Fans en critici zijn het erover eens dat hij sinds dubbelalbum Abattoir Blues/The Lyre Of Orpheus eigenlijk geen slechte plaat gemaakt heeft. Zelfs niet toen hij zich met de rauwe rockband Grinderman waagde aan een soort midlife crisis zijproject.
Over de laatste plaat waar onenigheid over bestond onder de fans, kreeg hij ergens in het afgelopen jaar een vraag. Meerdere zelfs: ‘Waarom wordt Nocturama zo gehaat door je fans?’ ‘Nocturama is je slechtste album. Waarom?’ Of simpelweg: ‘Nocturama? What The Fuck?’ Cave gaat er maar eens rustig voor zitten. De titel van die plaat is synoniem is geworden voor ‘de grootste fout in je leven’, of ‘complete mislukking’, beaamt hij. ‘Persoonlijk houd ik van Nocturama, ik ben blij dat ie ergens rond zwerft en dingen verpest. Ik vind het een leuk idee dat iemand het per ongeluk op kan zetten op een feestje en dat mensen dan moeten overgeven in de asbakken. En ik ben tevreden dat van alle zestien albums die met de Bad Seeds gemaakt hebben er maar een Nocturama is, terwijl bij sommige bands hun halve oeuvre uit Nocturama’s bestaat. Er zijn zelfs bands die alleen maar Nocturama’s gemaakt hebben! Uiteindelijk hebben we allemaal onze Nocturama’s nodig, want mislukkingen maken ons sterker. Ze brengen je vooruit.’
Het is misschien wel de grappigste van alle antwoorden van afgelopen jaar, plus natuurlijk die vraag over zijn relatie met PJ Harvey. Waarom maakte je het uit met haar?! Zij is immers geweldig. Het antwoord: ‘Om precies te zijn: ik heb PJ Harvey niet opgegeven, zij heeft mij opgegeven. Daar zit ik, op de grond in mijn flat in Notting Hill, de zon valt door het raam naar binnen (misschien), ik voel me goed met een talentvolle, prachtige zangeres als vriendin, als de telefoon gaat. Ik neem op, en het is Polly.’
‘Hi,’ zeg ik.
‘Ik wil het uitmaken.’
‘Waarom?!’ vraag ik.
‘Het is gewoon voorbij.’
‘Ik was zo verbijsterd dat ik bijna mijn injectiespuit liet vallen.’
Dat laatste is natuurlijk een hilarisch detail dat alles zegt over Nick Cave in een eerdere fase van zijn carrière, de jaren negentig. Cave was misschien wat gekalmeerd na de echt ruige jaren van The Birthday Party, de razende literaire punkband waarmee hij doorbrak. Hij had iets van zijn wilde haren uit de late jaren tachtig afgeschud, maar nog altijd was hij grillig. Een junkie ook, een keiharde junkie die een hard leven gebruikte als motor van getormenteerde teksten. Tegelijk was hij al die tijd een poëet, die schreef over liefde, dood, seks en God, liefst ineen. En over Elvis.
De King Of Rock ’n Roll heeft al heel lang Cave’s interesse. In 1985 schreef-ie klassieker ‘Tupelo’, over de geboorte van Elvis. Het is alsof daar in dat kleine plaatsje Tupelo, dat geteisterd wordt door een apocalyptische storm, de duistere Messias geboren wordt. Elvis is hem kennelijk blijven boeien, want het nieuwe album begint met het sterfverhaal van The King. Ook nu klinkt het als een duister sprookje, compleet met de klassieke openingszin (‘once there was…’) en wederom met een storm. Cave zingt: ‘The king in time died, the queen's heart broke like a vow. And the tree returned to the earth with the nest and the bird. But the feather spun upward, upward and upward, spinning all the weather vanes, and you're sitting at the kitchen table, listening to the radio.’ Het is een song over sterfelijkheid, en over de erfenis van de kunstenaar voorbij de dood, een onderwerp waar hij hier meer over zegt.
Ook over Elvis kreeg Cave een vraag. Wat betekent hij voor je? En dan blijkt dat Cave de King of Rock ’n Roll inderdaad een Messias-achtige kwaliteiten toeschrijft. Voor hem is Elvis het toonbeeld van de wederopstanding en van de onverwoestbare kracht van het podium. Magisch, bijna religieus. ‘Elvis bleef optreden tot het einde. In mijn ogen was hij een soort engel, aan de ene kant vreselijk lelijk menselijk, tegelijk goddelijk hoe hij als een komeet naar de top schoot en vele harten raakte. Hij was feilbaar en goddelijk op hetzelfde moment. Elke avond nagelde hij zichzelf aan het kruis in Vegas, met een dinershow en een nachtshow, honderden keren. Zijn laatste jaren op aarde waren zo treurig en eenzaam als kan zijn, maar zijn Vegasshows zijn epische voorbeelden van menselijke transcendentie.’
Het is die transcendentie waar Cave naar zoekt op Ghosteen. Het is het tweede album dat verscheen sinds de dood van zijn 15-jarige zoon Arthur, die in 2015 onder invloed van lsd van een klif viel. Veel liedjes gaan in een meer abstracte manier over dood, liefde en verlies, maar in het tweede deel van Ghosteen laat-ie de traumatische gebeurtenissen heel hard binnen komen. In het slotnummer ‘Hollywood’ zingt Cave hoe hij de Californische kust afrijdt, opgejaagd door de branden in de heuvels. Wat ben ik aan het doen, vraagt hij zich af. Ik ben op de vlucht.
Een oude val, lezen we in de Red Hand Files. De vraag was: heb je, nu je ouder wordt, spijt van dingen die je vroeger deed? Spijt hebben is een taboe, legt Cave uit. Spijt hebben lijkt je geschiedenis te diskwalificeren, en zelfs mensen in death row zeggen vaak: ik ben wie ik ben. Maar dat is een misverstand, stelt Cave: ‘Misschien is het zinnig om onze levens te zien als een aaneenschakeling van mislukte of verlaten dromen, maar tegelijk te erkennen dat diezelfde dromen de architectuur vormen van onze menselijkheid.’
‘Veel van de dingen waar ik spijt van heb, zijn terug te voeren op mijn onkunde op het gebied van afscheid nemen. Jarenlang was mijn manier om met dingen om te gaan: losrukken, wegrennen en niet meer omkijken. Ik was altijd op de vlucht voor iets, iemand, een rampzalige situatie, mijn verschillende verslavingen, geruïneerde relaties. De staat van vlucht voelde als een creatieve, motiverende kracht, maar in werkelijkheid ontbrak elke vorm van reflectie, en ik miste de correctieve invloed van spijt. Ik dacht dat als ik zou stoppen, ik opgevreten zou worden door de chaos die me achtervolgde als een straathond. Het kostte me vele jaren om me ertoe te zetten me om te draaien en het monster van mijn verleden recht in de ogen te kijken.’
De waarde van vaarwel zeggen beseft Cave de laatste jaren ten volle. Als iemand plotseling uit je leven weg gerukt wordt, blijf je achter in een verlammend, eeuwig durend vaarwel, schrijft hij. En dus zoekt hij – ook in het liedje ‘Hollywood’ – naar een soort closure. Die vindt hij dit keer niet in de bijbel, maar in het Oosten. ‘Hollywood’ eindigt met een oud verhaal over een vrouw met een ernstig ziek kind. Ze brengt het kind bij Boeddha voor redding, en die geeft haar een opdracht: breng mij een mosterdzaadje dat je vindt in een gezin dat niemand verloren heeft, en je zoon zal gered worden. De vrouw reist huis na huis na huis af, en constateert dat de dood overal geweest is. ‘She hugged her baby and cried and cried. She said everybody is always losing somebody. Then walked into the forest and buried her child.’ Dat besef alleen is niet genoeg om die innerlijke vrede te vinden, maar het komt misschien net iets dichterbij.