Elke dag denkt Willem Venema terug aan die ene dag. 16 februari 2004. Minstens elke dag, want op het toilet van zijn Rotterdamse woning hangt een krantenbericht over het belangrijkste keerpunt in zijn carrière: de dag dat hij ontslagen werd bij Mojo Concerts. Hij was er de gevierde man achter Lowlands en mocht zelfs de titel Mr Pinkpop delen met Jan Smeets. Waarom hij ontslagen werd? ‘Ik weet het nog steeds niet.’
Yaël Vinckx denkt wel te weten waarom. Het was natuurlijk een van de vraagstukken die ze op moest lossen in haar boek. Het mocht geen standaard biografie worden, en zeker geen hagiografie, vond ze. En dus gaat het ook over Willem Venema’s permanente strijd tegen oplichters en mensen die claimen te weten hoe de wereld in elkaar steekt. En dat zijn er nogal wat in zijn wereld. ‘Het uit de tent lokken van de smaakpolitie bijvoorbeeld. Doet Willem dat bewust? Nee, maar hij doet het wel de hele tijd!’
We zitten in de openingsminuten van het gesprek als de telefoon gaat.
‘Ja hallo?’
…
‘Ja, ongelofelijk he, die mevrouw heeft echt geen fuck te doen.’
….
‘Ja nou, ik heb Ben dit laten weten, dus vraag even welke dag-ie kan. We kunnen niks doen. Die mevrouw moet even een paar uurtjes geduld hebben hoor. Ik begin nu met de VPRO, over een paar uurtjes ben ik weer in charge en dan ga ik iedereen bellen. Ik heb in de werklijst ook al staan wat ik in mind heb. We kunnen geen festival krijgen die periode. Ze heeft het over november hè, moet je nagaan. Belachelijk.’
…
‘Ik bel jou op als ik hier klaar ben.’
Een zwart schaap lacht je tegemoet in de voortuin van Willem Venema, de bekendste concertpromotor van Nederland. Zelfspot is hem niet vreemd, net zo min als spot voor anderen. NRC-journalist Yaël Vinckx legde alle wonderbaarlijke anekdotes rond het zwarte schaap van de Nederlandse concertbusiness vast in het kleurrijke boek Volgens Willem. Maar haar boek moest meer worden dan dat.
Wereld vol charlatans
Willem Venema jaag je niet zomaar op de kast. Hij beheerst dit vak al sinds halverwege de jaren zeventig, toen hij bij studentenvereniging Diogenes een concert van Herman Brood boekte. Brood krijgt een paar grijpstuivers, veertig man is erbij. Maar het werkt, en Brood keert terug. Venema werkt een paar jaar met het rock ’n roll enfant terrible. Intussen bouwt hij een bedrijf op dat Double You heet en internationale artiesten als John Cale en Tim Hardin naar Nederland haalt. Popmuziek is op dat moment nog een wereld vol charlatans, zowel op als achter het podium. Venema’s talent om dat allemaal in goede banen te leiden - soms inclusief het regelen van hoeren en coke - valt op in Delft, waar boekingskantoor Mojo steeds groter en belangrijker wordt. Double You wordt er stukje bij beetje ingelijfd, en Venema krijgt er de rol die hem het best ligt: het kweken van nieuw talent.
Het gaat goed met de loopbaan van Venema, natuurlijk met ups and downs, maar hij beweegt duidelijk ergens naartoe. Concerten worden groter en groter, en Mojo Concerts duikt in de jaren tachtig in de stadiontours van acts als Prince en Bruce Springsteen. Maar er blijft ruimte voor gekkigheid. Drie edities zijn er van het theatrale festival Pandora’s Music Box, waarvoor de organisatie een keer een buslading bejaarden invliegt als decor, die natuurlijk laveloos in de gangen eindigen. Het is de voorloper van wat Venema op Lowlands allemaal zal flikken in ‘zijn’ Foxtrot tent.
De Foxtrot is een wereld op zich tijdens de eerste edities van Lowlands. Eigenlijk is het gewoon een theatertent, maar dan wel een waar het ’s avonds laat met Venema als spreekstalmeester volkomen uit de hand loopt. Je ziet er acts als ‘De Omgekeerde Stripper’, een treiterig vervelende artiest waarbij een naakte vrouw met een kledingrek het podium opstormt, sensueel iets aantrekt en vervolgens tien minuten bezig is de hele garderobe aan te trekken. Alternatieve kids schreeuwen er mee met Dennie Christian en Lee Towers. En dan is er ook nog Wipneus en Pim, een Leids duo dat catchy disco en flauwe kinderliedjes combineert tot een doldwaze revue. Leuk detail: de Pim van het duo werd later de partner van Yaël Vinckx. ‘Dus ja, die strijd tegen de smaakpolitie ken ik van thuis natuurlijk heel goed.’
Het is misschien wel de meest aanwijsbare impact die Venema heeft gehad op het Nederlandse muziekcircuit, zeker als je het vergelijkt met het veel serieuzere Belgische popklimaat. ‘De Foxtrot was geen populair issue binnen Mojo’, zegt Venema erover. ‘Dat vonden ze toch meer een uit de hand gelopen anarchistische hobby van Venema. Maar het idee achter Lowlands was altijd al dat het meer moest zijn dan popmuziek. Het was een flight into paradise. En dat werkte. Jan Smeets wist niet hoe hij het na moest doen, en dat kon-ie ook echt niet. Hij geloofde in een band op een podium, en Lowlands was iets anders. Ik vond de Foxtrot een essentieel onderdeel van Lowlands.’
De wet van Venema
In de jaren negentig wordt Mojo verkocht aan het Amerikaanse SFX, hetzelfde bedrijf dat bijna vijftien jaar later ook ID&T en Awakenings zou kopen. Een jaar later legde Clear Channel nog veel meer geld voor het bedrijf neer. Venema heeft dan zijn aandelen Mojo al verkocht en grijpt naast de jackpot, maar dat is niet het ergste. Langzaam maar zeker belandt de Nederlandse concertwereld in een Amerikaans corporate circuit, en dat past totaal niet bij Venema. ‘Ik weet nog dat Leon (Ramakers, een van de sleutelfiguren bij Mojo, red.) tegen me zei: ze willen een forecast, kun jij wat in elkaar zetten? Dus zat ik drie dagen voor een grote conferentie met een stapels VHS-banden in een hotel. Alles scherp stellen, kletsverhaal er omheen. Ik weet nog dat alle mensen van overgenomen Europese bedrijven in de zaal er vreselijke lol om hadden, die zagen natuurlijk dat ik ook maar wat deed. Vooraan zaten Live Nation-baas Michael Rapino en de zijnen, en die dachten overduidelijk: waar gaat dit over? Het was natuurlijk ook gewoon een opschepverhaal over alles wat we het afgelopen jaar gedaan hadden. Ik eindigde met: “en zo gaan we het volgend jaar ook doen, alles staat in de steigers, with or without Live Nation”. Na afloop kwam de knecht van Rapino naar me toe. Of ik snapte dat ik natuurlijk niet meer bij meneer Rapino aan tafel kon zitten. Maar ja, zo deden we het gewoon bij Mojo.’
De overnamewoede die rond de eeuwwisseling heerste een drama voor de Nederlandse popmuziek noemen, dat vindt Venema overdreven. ‘Het is in heel Europa zo gegaan. Dat bedrijf heeft alles opgekocht. Ik denk dat ze er bij Mojo niet van wakker liggen. Maar het blijft een imperialistische manier van zakendoen, geen normale manier van werken. Ik heb nog nooit een rapport gezien dat bij Live Nation geld verdiend wordt. Het geld wordt er verdiend op de tickets, niet op de concerten. Dat is een heel belangrijk verschil. Is daar tegenop te knokken? Nauwelijks. Maar dat wil niet zeggen dat je met je pootjes omhoog moet gaan liggen. Je kunt je zoals ik storten op de niche en op loyaliteit tussen artiest en boeker. En dat gaat niet eens zo heel beroerd.’
Wat aan het eind van zijn Mojo-tijd ook niet helemaal lekker viel was dat Venema regelmatig in het 3voor12-programma De Gevestigde Orde aanschoof, een talkshow over de muziekindustrie. Daar vertelde hij eerlijk dat topman Leon Ramakers anders dan gedacht het bedrijf helemaal niet zou verlaten, maar achter de schermen de touwtjes in handen hield. Een publiek geheim. ‘En dat was achteraf niet zo slecht bekeken. Leon ging niet weg en gaat niet weg.’
Daar is-ie in vol ornaat: de Wet van Venema. Waar de Wet van Godwin stelt dat elke discussie op internet vroeg of laat bij Hitler uitkomt, zo luidt de Wet van Venema dat in elk gesprek met Willem vroeg of laat de naam ‘Leon’ valt. Want hoewel Venema nog steeds gist naar de reden van zijn ontslag, heeft hij Mojo's topman nog steeds op een voetstuk staan. ‘Natuurlijk’, zegt hij op de vraag of hij niemand hoger heeft zitten. Het heilige respect dankt Ramakers het meest aan de reputatie die hij heeft bij de grootste agenten. Nog steeds wil de manager van de Stones of Springsteen alleen met hem praten, stelt Venema. ‘De mensen waar de belangrijkste content vandaan komt, zijn allemaal van zijn generatie. Net twee tot vier jaar ouder dan ik. Hij heeft dat allemaal niet zo bedacht, het is zo gegaan. Nee, er staat absoluut niets negatiefs over Leon in het boek.’
Wat we wel kunnen stellen is dat Volgens Willem een kroniek is van een mannenwereld. Voor Venema zelf is dat geen issue - hij kan prima met vrouwen werken, zegt hij - maar wel voor schrijver Yaël Vinckx, die ook het langzame oprukken van vrouwelijke rockers in de popwereld in haar geschiedenisverhaal verwerkt. En juist op dat soort momenten drukte ze haar stempel op het boek. ‘Ik vond dat niet zo nodig’, zegt Venema. ‘Ik zeg niet dat de verhoudingen gelijk zijn hoor, maar dat is al zo sinds 1945.’ Vinckx: ‘Willem zei elke keer: “Wat moet die Chrissie Hynde toch in je boek? Ik vind dat kutmuziek.” Maar ik vond haar autobiografie heel goed en interessant. En over de industrie: ik moet constateren dat Nicoline de Kock pas in 1998/1999 de eerste vrouwelijke boeker bij Mojo werd. Daarvoor heetten alle vrouwelijke boekers “assistent”. Ik vind dat rijkelijk laat.’ Venema: ‘Maar kijk naar Vredenburg in Utrecht, dat op cruciale punten gerund wordt door vrouwen. Ik heb er geen moeite mee vrouwen een plek te gunnen in de organisatie. Of ik daar dan naar luister is een tweede, maar dat geldt voor mannen net zo!’
Er is nog een belangrijke manier waarop Yaël Vinckx haar stempel drukte op het boek: ze hield het kort. En iedereen die Willem Venema kent, weet dat dat lastig is. De man barst van de anekdotes, de een nog kleurrijker dan de ander. Je ziet het ook terug aan de vele verzamelingen die hij er in zijn huis op na houdt. Meters elpees, rijen en rijen singletjes, stapels backstage bandjes, boeken, boeken en nog eens boeken. Waaronder bijvoorbeeld 34 van de 52 drukken van Ik, Jan Cremer. Dat was een weddenschap met het zwarte schaap van de journalistiek, Willem Oltmans, met wie Willem Venema in zijn studententijd een vriendschap opbouwde. Een verloren weddenschap dus, want om de een of andere reden blijkt het dus onmogelijk alle drukken van de iconische sixties rebellenroman te pakken te krijgen. Mariabeeldjes en Christusfiguren aan kruizen spaart hij ook, als ode aan een poppenkast die zo mogelijk nog corrupter is dan de popmuziek. ‘Het Katholieke geloof met al zijn bombarie vind ik veel intrigerender dan het calvinisme waar weinig levensvreugde vanaf straalt. Ik was eens in Lourdes, waar een man plastic flesjes verkocht waar mensen water in konden meenemen. Ik keek mijn ogen uit, dat mensen daar intrappen!’ In de vitrinekast verderop staan de overblijfselen van alle gewonnen weddenschappen: ontkurkte flessen die elk hun eigen verhaal hebben.
Maar het boek moest dus meer zijn dan de optelsom van al die ontkurkte flessen. ‘Willem weet absoluut hoofd- en bijzaken niet te scheiden’, zegt Vinckx. ‘Voor hem is alles even belangrijk.’ Maar als dat de bodem onder haar boek zou worden, dan zou de biografie verworden tot een moppentrommel, ‘en dat is zestig bladzijden leuk, maar daarna leg je het toch echt weg.’ Het is uiteindelijk een typisch geval ‘best of both worlds’ geworden, over een eigenwijze figuur die op wonderbaarlijke wijze zijn weg vindt - nog steeds - in een onberekenbare wereld. Vinckx: ‘De eerste keer dat we bij elkaar kwamen vertelde Willem me de strategie waar alles wat hij doet op terug te voeren is. In eerste instantie leek het me een overblijfsel van de jaren zeventig, maar bij nader inzien pas ik het nu ook op mijn eigen projecten toe. In volgorde: 1. Vind ik het zelf leuk? 2. Vinden anderen het leuk? 3. Willen ze ervoor betalen?’
En dus werkt Willem Venema druk door in zijn eigen kleine hoekje van de popmuziek, met acts als Jack Johnson, Eels, Kraftwerk en Guus Meeuwis in zijn stal. Hij werkt misschien iets minder hard dan twee jaar geleden, toen hij met een epileptische aanval afgevoerd werd naar het ziekenhuis en te horen kreeg dat jarenlang chronisch slaaptekort zijn lichaam beschadigd hadden, maar thuis voor de televisie zitten, daar is hij niet aan toe. ‘Ik wil nog helemaal niet dood’, zegt hij.
Of zoals ie het aan het eind van ‘Volgens Willem’ formuleert: ‘Veertien woorden moest ik herhalen, maar ik zag geen verband. Dus kwam ik op driekwart van de woorden uit, want ik was allang met iets anders bezig. Ik heb nog nooit iets uit mijn hoofd geleerd, heb honderden artiesten geboekt, duizenden platen geluisterd maar kan geen enkel liedje meezingen, louter en alleen omdat ik de tekst niet kan onthouden. Moet ik me dan laten beledigen door zulke mensen? Ze zeggen dat ik niet kan coördineren en plannen, omdat ik op hun commando geen veertien woorden kan opdreunen. Zeggen dat ik te weinig ontspan. Maar wat willen ze dan van me? Dat ik ga lezen!? Puzzelen!? God beware me, zeg. Ik zet mijn concert-t-shirts op een rij, vul mijn postzegelboeken, houd mijn dagboeken bij. Vind ik al ontspanning genoeg. Daarbij, mijn werk is mijn hobby. Weet je wat ze toen zei? U bent selectief geïnteresseerd. Inderdaad, zei ik, en ik ben vooral niet in jou geïnteresseerd.’