Op het Groningse podium vertelt Sticks over de moeizame start van zijn project met Bomhof. Hij zag en hoorde hem met electronica pielen en dacht: met deze mad professor en mij gaat het niets worden. Maar even later was er toch een volwaardige plaat. Dazzled Sticks heeft iets eigens. De heren zijn naar elkaar toegeschoven. Op het Binnenzaal-podium valt weer op hoe afgeladen elk nummer met hooks zit. Laat dat maar aan Bomhof over. Live doen ze het ook gewoon met z’n tweetjes. De extra energie moet dus niet van meerdere bandleden komen, maar van twee hard werkende mannen.
Was het feest?
In het begin is het hard werken voor Dazzled Sticks. Sticks vraagt zich af waar de energie in de zaal is, maar weet hem te voorschijn te toveren in het afwachtende festivalpubliek. Bij de eerste nummers staan ze nog achter de microfoonstandaard, Tjeerd met gitaar om de hals en de electronica naast hem, maar later is er ook fysieke bezieling. Dat werkt natuurlijk.
Was het lachen?
Ja. Hardop zelfs. De woordspelingen van Sticks zorgen voor hardop gegrinnik. Hij zit je op de Hiele als Joop, je moet niet zeuren Lerby, natuurlijk zegt Wilfred geen nee. En als hij Kees de Koning ziet: ‘Hee Keesie, waar is Jojo?’
Was het onvergetelijk?
Het was een goede viering van de lichtheid, met slimme liedjes en teksten. Dazzled Sticks heeft een melige kant, ook door de muziek. Die vrijblijvendheid is overigens afwezig in een erg sterke nieuwe track. Die is venijniger, harder, donkerder. Dat smaakt naar meer. Hopelijk is Dazzled Sticks nog lang niet klaar.