Lange tijd deed Sufjan Stevens er bij elk nieuw album een schepje bovenop. Meer verhalen, meer bewerkingen van gebeurtenissen uit de recente Amerikaanse geschiedenis, meer bijbelreferenties. Allemaal steeds subtieler verweven met eigen herinneringen, en vooral met steeds uitbundigere arrangementen. Geen onderwerp kon aan zijn talent ontkomen. Of het nou een seriemoordenaar was die zich als clown verkleedde, een stel planeten, of een snelweg. Op een gegeven moment leek geen begeleidingsband groot genoeg.
Totdat het mis ging. Zijn moeder, die door diverse verslavingen en psychische problemen een grote afwezige was in zijn leven, overleed. Het zette Stevens’ leven op de kop. Niet alleen kwam de hele problematische band met zijn moeder weer boven, tegelijk bedacht hij hoe ontzettend belangrijk ze voor hem was. In de hele nasleep zakte hij steeds verder weg. Hij ontdekte dat hij het destructieve en verslavingsgevoelige van zijn moeder in zich had, en raakte steeds meer van slag. Met het dit jaar verschenen album als therapie krabbelt hij weer op. Gestript van alle megalomane arrangementen, maar mét de mooiste melodieën en harmonieën die dit jaar verschenen, bezingt hij zijn vroegste herinneringen en de relatie met zijn moeder, en stiefvader: Carrie & Lowell.