Crossing Border: Haags tramritje met Jorie Horsthuis

Journaliste schreef een boek over haar baan als tramconducteur

Elianne Meijer ,

Elke tramlijn heeft een verhaal, blijkt uit 'Op de tram'. Jorie Horsthuis schreef een boek over haar jaar als tramconducteur in Amsterdam. Op de dag van haar optreden op Crossing Border maakten we 's middags met haar een tramrit door Den Haag.

Journaliste schreef een boek over haar baan als tramconducteur

‘Geen conducteurs,’ constateert Jorie als we in Den Haag lijn 10 binnenstappen, richting Statenkwartier. Het is rustig in de tram, en dat tijdens spitsuur. Trams die ons tegemoet komen zitten wel vol. Ze kreeg het wel eens benauwd, vertelt Jorie, als er een hele meute bij de halte stond, die allemaal iets van haar wilden. En moest ze mensen die niks wilden betalen nou gewoon door laten lopen om erger te voorkomen, of moest ze op het luikje blijven tikken om ze terug te dirigeren? Tramconducteur zijn is een balanceeract, als je het aan Jorie vraagt. In Den Haag  boemelen we rustig voort in een conducteurloze tram. Korte Voorhout nadert.

Twee jaar geleden besloot de Amsterdamse Jorie Horsthuis (1981) dat ze tramconducteur wilde worden bij het Gemeentelijk Vervoersbedrijf (GVB). Dat is zacht gezegd een vrij gek idee voor een twintiger met een sociaal leven en een carrière als freelance journalist. Van volledige vrijheid naar een bedrijf waar je je vakantie, en je verhuisdagen, en je verjaardag minstens zes maanden van tevoren al moet vastleggen. Maar Jorie is gefascineerd door de ‘andere kant van de stad’. Toen ze voor daklozenkrant Z naar het eindpunt van lijn 17 in Amsterdam werd gestuurd, besefte ze dat ze eigenlijk nooit ‘buiten de ring’ kwam. Dat werd in het jaar dat ze op de tram zat, wel anders. Sinds ze als conducteur heeft gewerkt op talloze tramlijnen, kent ze de hele stad. ‘Ook de Amsterdammers in Slotervaart.’ Ze schreef een boek over haar jaar bij het GVB: Op de tram.

Elke tramlijn heeft een verhaal, blijkt uit Op de tram. Zo had lijn 9 het gezelligste remisehuisje op het eindpunt, met gordijntjes en een massagestoel discreet uit het zicht van andere pauzerende GVB’ers. ‘Lekker he, die vibratie?’ hoeft een meisje van eind twintig niet nog een keer te horen. Jorie en ik rijden natuurlijk veel te kort mee om het verhaal van de Haagse tram 10 te ontdekken, maar misschien heeft de eenzame bestuurder wel een oogje op de bestuurder van de 17, en knipoogt hij stiekem elke keer als ze elkaar passeren. Misschien hebben trambestuurders in Den Haag ook een apart jargon voor hun passagiers. ‘Asbakken’, noemen GVB’ers chagrijnige klanten. Of ‘graftakken’. Andersom hebben passagiers ook wel eens flatterende namen voor chagrijnige conducteurs, soms recht in hun gezicht. Ook in het gezicht van Jorie, die er toch wel lief uitziet met haar lange zwarte haar en brilletje. Maar als je het uniform aanhebt, dan ben je het GVB. Ook als je niet je uniform aanhebt, trouwens, blijkt uit de reactie van Jorie’s vrienden op haar nieuwe baan. Jorie: ‘Het is leuk als mensen me bellen om te vragen hoe ze van A naar B kunnen komen, maar vervelend dat iedereen eerst bij mij moet klagen over wat er allemaal niet klopt met de ov-chipkaart, of dat ze zijn genaaid, of dat er weer eens een tram voor hun neus is weggereden...’

Die ov-chipkaart, dat is een verhaal apart. Jorie werkte bij het GVB in de tijd dat de strippenkaart definitief werd afgestapt, en de in- en uitcheckproblemen begonnen. ‘In het begin vond ik het nog heel erg als iemand niet had uitgechecked,’ zegt Jorie. ‘Vier euro! En hij loopt daar! Als we hem nu nog terugroepen dan is het nog niet te laat!’ Ze doet voor hoe ze met haar armen liep te zwaaien. ‘Maar ja, het gebeurt zo vaak.’ Net als haar collega’s begon ook Jorie op een gegeven moment haar schouders op te halen. ‘Dertig keer op een dag mensen zwaaiend met hun ov-chipkaart voor mijn neus: hoe kan dit nou? En ik kan niets zien aan zo’n kaart, ik kan ze niet helpen.’ 

Nu de conducteur niets meer te stempelen heeft, is het afwachten hoe lang het zal duren voordat er niemand meer in de cabines zit. In Amsterdam zou het er wel eens net als in Den Haag uit komen te zien, mijmert Jorie. Ze vindt het jammer. ‘Het is toch veel gezelliger met?’ Met de komst van de ov-chipkaart voelen veel conducteurs zich al overbodig. Afgestompt, zo noemt Jorie een deel van haar ex-collega’s. Jorie: ‘Ze zeggen: ik ben hier om mensen te vervoeren, en dan ga ik weer naar huis. Ongelooflijk. Maar ik denk dat heel veel mensen op die manier hun werk doen. Ik heb er wel meer begrip voor gekregen.’

Rood lampje, irritant bliepje. Saldo te laag. ‘Dat kan helemaal niet’, zeg ik verbaasd, een lichte paniek in mijn stem. ‘Ik heb er vorige week nog twintig euro op gezet en zo vaak ga ik niet met de tram!’ Jorie kijkt geamuseerd toe. Ik druk mijn kaart nogmaals tegen de scanner. ‘Huh?’ Nu springt het lampje wel op groen. Ondertussen lichte paniek bij Jorie. Door het gedoe met uitchecken is zij vergeten op het knopje van de deuren te drukken. Dan schuiven ze toch open. We springen uit, de Haagse buitenlucht en de Koninklijke Schouwburg tegemoet. Bestemming bereikt.