“Blijf met je poten van andermans spullen af!” Onder dat motto wil de Tweede Kamer een einde maken aan het kraken van panden. Decennia lang was het in Nederland toegestaan onder bepaalde voorwaarden leegstaande panden te betrekken. Kraken bleek vruchtbare grond, niet alleen voor politieke bewegingen, maar ook voor muziekstromingen. Veel Nederlandse poppodia, waaronder bekende zalen als Paradiso, Melkweg, Doornroosje en Tivoli vinden hun oorsprong in de kraakscene. Tot op de dag van vandaag speelt de kraakscene een rol aan de onderkant van de popmuziek. “Een kraakverbod zou leiden tot een complete verarming van de Nederlandse muziek”, vindt programmeur René (“voornaam is genoeg”) van ACU in Utrecht.
Opvallend genoeg zijn bekende bolwerken, zoals OCCII en OT301 in Amsterdam, de Onderbroek in Nijmegen en het Poortgebouw in Rotterdam, eigenlijk geen kraakpanden meer. ACU bijvoorbeeld, gevestigd in een oude garage in de Voorstraat, kwam in 1994 officieel in handen van de groep idealisten die het pand al jaren bewoonde. Toch is het een verzamelplaats voor Utrechtse krakers. “Zelf woon ik nu in kraakpand De Voetzoeker in Utrecht”, zegt René. “In een oude basisschool in Overvecht. Bij ons speelt eens in de maand een bandje. We mogen van de politie niet meer dan 50 mensen binnen laten, dus het blijft klein. Op dit moment kunnen bands een tourtje doen langs kraakpanden in Nederland. Wij proberen zo laagdrempelig mogelijk te zijn, en zo bands een podium te bieden die nog niet het niveau hebben van de grote zalen.”
Instappen zonder drempel, dat geldt dus niet alleen voor de bands, maar ook voor de organisaties. Zoals kraken een alternatief is voor een onbetaalbare huurwoning in de stad, zo is het ook een laagdrempelige manier om een bedrijf te beginnen. Dat de meeste bekende kraakpodia inmiddels een legale status hebben, is volgens Rutger van OCCII (gekraakt in ’84, gelegaliseerd in ’89) het teken dat er behoefte was aan dergelijke podia. “Als zo’n zaal een vergunning krijgt, heeft hij zijn bestaansrecht kennelijk bewezen.” Volgens Rutger zijn er in Amsterdam nog verschillende kraakpanden met muziekactiviteit. “Er is er een op de Ceintuurbaan, en je hebt Villa Friekens in Noord, waar regelmatig feesten gegeven worden.”
Ook Leen Steen, oud-kraker en boegbeeld van de Rotterdamse undergroundscene, onderschrijft het belang van de kraakscene. Toch is ook in Rotterdam geen fatsoenlijk kraakpodium te vinden. “De scene ligt al een tijdje op zijn gat”, zegt Steen. Desalniettemin laat hij de mogelijkheid tot kraken graag open. “Als we dat nu verbieden, zullen we daar op termijn de wrange vruchten van plukken. Op dit moment is er bijvoorbeeld een groot tekort aan oefenruimtes in Rotterdam. Het moet mogelijk zijn iets te beginnen in een van de vele leegstaande kantoorpanden in Rotterdam.”
Over het dreigende kraakverbod zijn de drie het eens: belachelijk en zinloos. “Wij gaan gewoon door”, zegt Rutger van OCCII. “Ik verwacht niet dat Job Cohen en zijn mannen straks drie kraakpanden per week gaan ontruimen.” “Ik denk niet dat het heel anders zal gaan dan nu”, zegt ook René van ACU. “Een verbod is ook onnodig”, zegt Rutger van OCCII. “Er wordt geschermd met overlast, maar dat is ook nu al verboden. Je mag geen boobytraps bouwen of mensen bedreigen, dat zijn misdrijven.”
“De kraakbeweging wordt het slachtoffer van de enge verrechtsing van Nederland”, vindt Leen Steen. “We hebben een Partij Voor de Vrijheid, die de vrijheid alleen maar wil beknotten. Op een gegeven moment gaat het te ver met al dat betuttelende gezeik. Tegenwoordig moet meteen het leger op een kraakpand af gestuurd worden, om een statement te maken. Vroeger was de politie veel slimmer. Ik herinner me dat we ooit een keer het gebouw van de Kunstacademie kraakten, op Koninginnedag. Zaten we daar met honderd man te wachten: nu gaat het gebeuren. Maar de politie kwam gewoon niet. Pas twee weken later kwamen ze opdagen. Toen zat er nog vijf man en was het in een half uurtje gepiept.”