Dekmantel Festival: James Holden is officieel ex-dj

“Ik was altijd al een vis op het droge”

Atze de Vrieze ,

Drie jaar geleden draaide de eigenwijze Brit James Holden op het hoofdpodium van Dekmantel Festival. Nu is hij terug, maar op een totaal ander toneel: het statige Muziekgebouw Aan ’t IJ. Hij gaat er nieuw werk spelen, dat misschien wel op zijn nieuwe album terecht komt. ‘Ik dacht dat ik tijdelijk zou stoppen met dj-sets, tot ik besefte dat ik dat ik een hoek omgeslagen was en er geen weg terug is. Ik ben nu officieel een ex-dj die probeert her in te treden in de maatschappij.’

Dat James Holden überhaupt met een band zou optreden, had ie eerst zelf ook niet bedacht. Drie jaar geleden verscheen The Inheritors, het langverwachte tweede studioalbum van de Brit, grote baas van label Border Community, dj, remixer, befaamd om zijn eigenwijze keuzes. Maar The Inheritors was meer dan dat, het was een afdaling in de kelders van de elektronische muziek. Het was alsof Holden terug ging naar de fundamenten die zijn voorvaderen gelegd hadden, en daar bovenop een nieuw gebouw neerzette. Dat was zoals ie het zelf omschreef, maar ook zoals het klinkt: als een heruitvinding van de krautrock, van elektronische muziek in zijn meest experimentele en onvoorspelbare vorm. 

Er bleek geen weg terug, zei Holden zelf al. Hij volgde het spoor juist verder terug. Zo trad Holden de laatste tijd veel op met ene Camilo Tirado. Zijn instrument is de tabla drum, een traditioneel percussie-instrument dat veel gebruikt wordt in het midden-oosten en in de hindoestaanse klassieke muziek. Samen maakten ze het album Outdoor Museum Of Fractals, in feite een improvisatie van ongeveer drie kwartier, geïnspireerd op het werk van de grote minimal music componist Terry Riley. ‘Het doel was om iets te maken dat niet dwangmatig toe werkte naar een climax. Al mijn producties tot dan toe zaten vol met drama en crescendo’s, het leek me een uitdaging om dat los te laten. We creëerden voor onszelf een speelveld van mogelijkheden, en daar binnen kon alles gebeuren.’

'Ik dans niet op de kickdrum'
Het resultaat is nog een stap verder dan de live-band die Holden op de been bracht voor The Inheritors. Hij deed daar ook Lowlands mee aan, en daar had het publiek er ook zichtbaar moeite mee. ‘Dat was bijzonder om te zien’, zegt Holden er zelf over. ‘Er waren mensen die zich eerst irriteerden maar zich later overgaven, er waren mensen die het vanaf het begin omarmden, en er waren mensen die er tot het einde niets mee konden. Zelf heb ik me altijd erg gestoord aan de focus op de four to the floor kickdrum. Mijn vriendin zei ooit eens: ik dans niet op de kickdrum, ik dans op het meest interessante element van een track. Zo werkt het voor mij ook, maar veel mensen staan dan te wachten.’

Het meest fascinerende van die combinatie - Holden en Tirado - is dat allebei hun instrumenten klinken alsof ze ‘leven’. De tabla drum van Tirado is misschien wel het meest menselijk klinkende percussie-instrument dat er is, het klinkt haast alsof de muzikant zichzelf op de knieën slaat in plaats van op een trommel. En de modular synthesizer van Holden is als een wild, levend beest dat door de muzikant en zijn computer getemd wordt. Tussen de noten door klinkt het soms letterlijk alsof het ademt. ‘Er zit een hoop leven in die dingen,’ beaamt Holden. ‘Er op een betekenisvolle manier controle over hebben is het moeilijke. Dat doe ik door zelf software te schrijven. Ik heb momenteel een beste vriend op de afdeling ‘tech support’ van Ableton. Met mijn goede vriend Luke Abbott heb ik eeuwig durende discussies over onze modulars. Dan klaag ik dat hij niet doet wat ik wil, en dan zegt hij: vind je het gek, je hebt er veel te veel aan veranderd. Dan vraag ik hem wat hij zelf allemaal aangepast heeft sinds de vorige keer, en dan blijkt ie nog een veel langere lijst te hebben.’ 

Kop in de Java Script
Extra uitdaging: het instrument moet zo compact mogelijk zijn om mee te kunnen op tour. ‘Je moet wel als je niet het budget van Radiohead hebt. Maar ik moet zeggen: mijn afstemming is nog nooit zo goed geweest. De synth doet wat ie moet doen - een mooie toon maken - en de computer doet ook waar ie goed in is - over allerlei dingen tegelijk nadenken. Dat is de werkverdeling tussen die twee, en het werkt. Op de beste momenten voelt het alsof ik trompet speel, zo vrij en vanzelf gaat het. Soms zit ik het ene moment met mijn kop in de Java Script codes, om een moment later aan het andere eind van de kamer met een joint in mijn handen tussen twee enorme speakers te staan rocken. Het is een leuke baan, die ik heb.’

Het geheim van Holdens gouden combi tussen het grillige instrument en de ongenaakbare code: de eerste moet zo veel mogelijk de ruimte krijgen. Zo programmeert Holden zijn computer zo dat ie reageert op de tabla van Tirado, en daarop de impulsen van de synth aanpast. ‘Dat vind ik het knappe aan de muziek van Terry Riley: je kunt hem horen spelen. Zijn ritmes zijn menselijk. Ik ben dat steeds belangrijker gaan vinden. Ik ben totaal uitgekeken op ritmes die geprogrammeerd zijn als een klok of een metronoom. Dat aspect neem ik ook mee in mijn nieuwe project, waarvan ik al dingen zal spelen op Dekmantel. Nee, ik ga nog niet verraden wat voor samenstelling mijn band heeft, ik wil het graag verrassend houden.’

Hedonisme als vlucht
Een ding verklapt ie wel: het zal - alle menselijkheid ten spijt - geen persoonlijker album worden, waarin ie zijn hart uitstort. Want naast de plichtmatige climax en de four to the floor kickdrum en het ambacht van de dj is dat nog een element waarvan hij afscheid neemt: zijn eigen persoonlijkheid in de muziek. ‘Uiteindelijk maak je toch muziek naar je eigen evenbeeld, op een bepaalde manier. Ik heb met Camilo veel gesproken over hindoestaanse klassieke muziek. Het grote verschil met de grote westerse klassieke muziek is dat men daar niet uitgaat van een componist zelf improviseert, maakt dat de muziek al bestaat, dat de componist het alleen maar vastlegt. Dat idee past heel goed bij mijn eigen ongemak om als dj op een voetstuk geplaatst te worden. Het is een heel bescheiden benadering.’


Met zijn nieuwe manier van werken neemt Holden niet alleen afstand van zijn oude carriere, maar in zekere zin van de laat-kapitalistische maatschappij in het algemeen, zoals hij dat noemt. Hij kiest het muzikale perspectief van de buitenstaander in plaats van de publieksmenner en put nadrukkelijk uit een niet-westerse cultuur. ‘We leven in vreemde tijden,’ stelt hij. ‘Zeker Engeland verkeert in een diepe crisis. Voor mij voelt dit meer als mijn rol dan dj te zijn. Als dj was ik sowieso altijd een vis op het droge. Maar laat een ding duidelijk zijn: ik kijk absoluut niet neer op het hedonisme van de club. Het leven vieren is misschien wel de beste manier om de complexiteit ervan te lijf te gaan. De club is vaak ook juist een minder narcistische plek dan je denkt. De muziek zorgt ervoor dat de mensen dansen als een groot organisme. Dansen op muziek lijkt in veel gevallen ook op het spelen ervan. Een club publiek is veel meer betrokken bij de muziek dan de serieuze gast die achterin een zaal naar een gitaarband staat te kijken. Ik geniet nog steeds van dat ritueel, alleen kies ik voor mezelf een andere rol.’