LGW14: De verlichting van Bonnie “Prince” Billy

Will Oldham met band werkt ook zonder pijn

Norbert Pek ,

Hij is er nog hoor, die stem van leed en weemoed. En nog altijd komt hij aan. Maar Bonnie “Prince" Billy gaat in de Ronda-zaal van Tivoli/Vredenburg niet voor het diepste hartenleed. Met bandbezetting zijn zelfs momenten van gemoedelijkheid te ontdekken. Will Oldham en zijn metgezellen zijn vanavond in erg goede doen. Ook muzikaal.

Er zijn bands die een plaat uitbrengen waar ze vervolgens mee gaan toeren. Zeg maar zo’n 99% van de artiesten. In dat geval zou Bonnie “Prince” Billy vanavond het werk van Singer’s Grave - A Sea of Tongues spelen zoals hij het daarop heeft opgenomen. Met banjos, fiddle, pedalsteel. Met de achtergrondzang van Ann, Freda en Regina McCrary die de oude nummers van Will Oldham nieuw leven inbliezen. Hem geslaagd richting de gospel trokken. Maar niets van dat in Utrecht vanavond. Bonnie “Prince” Billy treedt aan met twee extra gitaristen, een Maarten van Rossem look-a-like op bas en een drummer. Ze sluiten uitstekend op elkaar aan.

Bij aanvang lijkt de bandbezetting toch nog op een timide set aan te sturen. Bij ‘There Will Be Spring’ en ‘Beast For Thee’ (origineel met Matt Sweeney) worden de snaren nog voorzichtig aangeslagen, roffelt de drum gedoseerd mee. Maar bij ‘May It Always Be’ komen er akkoorden met venijn en sneert er zowaar een gitaarsolo voorbij. Om met ‘Blood Embrace’ weer volledig gas terug te nemen: in de doodstille zaal zingt op een gegeven moment over louter bastonen heen. Dat is de magie die we van Bonnie “Prince” Billy kennen. Maar dit zal het laatste echt gevoelige moment van de set blijken.

Natuurlijk is Will Oldham live nooit de verpersoonlijking van ‘I See A Darkness’ geweest, hoeveel droefenis ook in zijn stem en muziek zit. Ook deze keer grapt hij tussen de nummers door. Maar vanavond is Will Oldham ook een onderdeel van een lekker spelende band. Soms wordt het steviger, even later is het laidback. Will Oldham laat regelmatig zijn gitaar liggen en zingt met armgebaren. Hij ziet eruit als een vrijdagmiddagambtenbaar met zijn blauwe blouse en lichtbruine broek maar hij beweegt met onrust, staat met zijn rechtervoet achter zijn linkerkuit als een flamingo. De frontman zit goed in zijn vel.

Er valt genoeg te beleven. ‘So Far And Here We Are’ van de laatste plaat krijgt een stevige behandeling. Oldham duikt in de country met een Roger Miller-cover. Even later worden de Everly Brothers gecoverd: ‘Omaha’. Soms wordt het te flauw als de moppentappende Van Rossem-broeder naar voren wordt gehaald om een nummer te zingen. Maar verder klopt het, de droefsnoet met z’n bandleden.

Toch. Even oneerbiedig: jarenlang droeve nummers spelen en tussendoor luchtig zijn, uiteindelijk weet het publiek wat er verwacht kan worden. Daarom is zo’n Bonnie “Prince” Billy show vanavond aangenaam. Maar er wordt, heel Catch 22, ook iets ingeleverd. Als het titelnummer van het prijsalbum I See A Darkness wordt gespeeld, wordt deze in een toegankelijke vorm gegoten. Het is nog net geen meeklapmoment. Will Oldham varieert met verve, maar moet wel aan pijn inboeten. En daarmee deelt hij minder diepe prikken uit. Maar het was sterk wat we vanavond zagen. Ook zonder de pikdonkere ziel weet Bonnie “Prince” Billy, zij het op een andere manier, te overtuigen.