Nederlandse Orde van Belastingadviseurs tegen BTW-verhoging podiumkunsten

Ook Raad van State vraagt om duidelijke motivatie kabinetsplannen

Tomas Delsing ,

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft bezwaar tegen de voorgenomen BTW-verhoging op de podiumkunsten. Dat schrijft de bond in een commentaar op het wetsvoorstel Belastingplan 2011, waarin de verhoging van zes naar negentien procent is opgenomen. Ook zet de orde vraagtekens bij de uitvoerbaarheid en wenselijkheid van de plannen.

Ook Raad van State vraagt om duidelijke motivatie kabinetsplannen

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft bezwaar tegen de voorgenomen BTW-verhoging op de podiumkunsten. Dat schrijft de bond in een commentaar op het wetsvoorstel Belastingplan 2011, waarin de verhoging van zes naar negentien procent is opgenomen. Ook zet de orde vraagtekens bij de uitvoerbaarheid en wenselijkheid van de plannen. Eerder al vroeg de Raad van State om meer uitleg.

In het commentaar stelt de bond nadrukkelijk dat het lage tarief, dat in 1998 ingevoerd werd, bedoeld was om artiesten te compenseren voor de Arbeidstijdenwet, een "door de overheid opgelegde last" die door hun uitzonderlijke werktijden extra zwaar drukt op muzikanten. Het was dan ook nooit de bedoeling dat de verlaging bij het publiek terecht zou komen. De bond vindt het onduidelijk waarom deze compensatie nu niet meer noodzakelijk zou zijn.

Ook het argument dat de podiumkunsten in de huidige fiscale situatie in een uitzonderingspositie verkeren, wordt door de NOB in het commentaar naar de prullenbak verwezen: "Het verlaagde tarief geldt voor vele vormen van vrijetijdsbesteding, zoals bioscoopbezoek, sportwedstrijden, attractieparken en andere voor vermaak ingerichte voorzieningen. Voor al deze voorzieningen blijft het lage tarief in stand. Met de verhoging van het tarief komen de podiumkunsten juist in een uitzonderingspositie terecht, omdat het een van de weinige vermaaksinstellingen zal zijn in het verhoogde tarief." De bond vreest dat deze uitzonderingspositie de podiumkunsten in een nadelige concurrentiepositie zal plaatsen: "Een gezin zal kiezen voor de film Ciske de Rat, in plaats van de musical Ciske de Rat."

Dezelfde uitzonderingspositie zal tevens kwalificatieproblemen met zich mee kunnen brengen, met extra werk en onduidelijkheden als gevolg: "Kan een muziekconcours of theatersport - waarbij ook sprake is van een competitie - als sportwedstrijd worden aangemerkt, waardoor het tegen het verlaagde tarief kan worden bezocht?" Andere problemen verwacht de bond rond musicals in attractieparken, acteurs op kermissen, en muziek tijdens de rust van een sportevenement. "Het roept de vraag op wanneer bewegen op muziek sport is, en wanneer het podiumkunst is." Deze vragen zullen leiden tot grotere werklast bij de belastingdienst, vrezen de belastingadviseurs.

Overigens staat de NOB niet alleen in haar kritiek. De Raad van State adviseerde eerder al om duidelijkheid te geven over de motivatie om podiumkunsten niet langer onder te brengen in het lage BTW tarief. In de huidige situatie is het onduidelijk "waarom de argumenten die destijds zijn gehanteerd voor het onder het verlaagde BTW-tarief brengen van podiumkunsten, thans geen opgeld meer doen", aldus de Raad. Tevens vraagt de Raad naar de motivering om podiumkunsten wel, maar andere vormen van ontspanning niet onder te brengen bij het algemene tarief.