Tussen kunst en kut

Sfeerverslag Ver Uit De Maat Festival

Robin Stroop ,

Zondag 21 december bewees het Ver Uit De Maat Festival in WORM Rotterdam hun vooringenomen stelling dat het ook anders kan met het buitenmaatse programma van pak ‘em beet twintig artiesten, exhibitionisten, performancekunstenaars en andere uit de maat lopende curiositeiten. De flinke hoeveelheid bezoekers bevonden zich in een wisselende staat van verbazing, verwondering en verbijstering, bij het aanschouwen van onder andere een uhm dominee met een gitaar, een Fransman in gevecht met een waslijn, enkele pareltjes en een stapel muzikanten die je normaliter alleen tegenkomt in een stoffige doos met platen op een rommelmarktje. Een typisch gevalletje van ‘je had er bij moeten zijn’.

WORM, het volbloed bastaardkind van een onmogelijke liefde tussen avant-gardistische recreatie, DIY en sustainability (wij hebben het ook niet bedacht) is normaliter al een plek waar je de ogen uitkijkt naar al het interessants en moois wat de locatie herbergt. Maar tijdens het Ver Uit De maat Festival wordt men nog eens extra getrakteerd op bijzondere ogenspreiders en kaakvallers dankzij de bezielende leiding van Niek Hilkmann die de programmering voor zijn rekening heeft genomen en wie we later op de dag niet één maar twee keer op het podium mogen aanschouwen. Het festival beweegt heen en weer tussen de drie podia, onduidelijk waarom maar toch geestig vernoemd naar grote supermarktketens: Jumbo Zaal, Super Foyer en Wunderbar Plus. In de Super Foyer treffen we het solo sci-fi project Visitors wat omschreven wordt als “outsidermuziek uit de toekomst”. Of het werkelijk zo futuristisch is weten we niet, maar de elektronica klinkt verdomd goed op de druilerige zondagmiddag en een manpaard of paardman wat je wilt, gaat er in ieder geval goed op los. 

Meneer Janssen, strak gestoken in rokkostuum en top hat met binnenverlichting, één uit het rijtje van de van tevoren aangekondigde onverwachte ontmoetingen, blijkt spreekstalmeester van de dag en neemt ons mee naar de Jumbo Zaal voor Wally Mckey. Mckey scoorde begin jaren zeventig drie hits in de top 40 met zijn almaar van naam veranderende band (The) Lemming. 39 jaar later vinden we hem moederziel alleen op het podium en is de originele hoop op een sokpoppenshow snel weggevaagd wanneer Wally met het immense en goedlachse enthousiasme waar alleen een ervaren kroegzanger mee wegkomt de bühne op springt om aldaar eerst zijn begeleidingstape te laten pauzeren. Ome Wally wenst zijn publiek via liedjes van anderen mee te nemen op een reis door zijn verleden en probeert ons onderwijl te laten geloven dat hij toen hij nog maar een schittering in de ogen van zijn vader was al als hippie door het land zwierf. We zijn in ieder geval opgelucht als de verschrikkelijke tape voor de laatste keer wordt stilgezet voor het zoveelste net niet rake gebbetje, hoewel het omringende publiek zich erg vermaakt lijkt te hebben. 

Self Indulgent Asshole a.k.a. Gilbert van Drunen in het donkere holletje Wunderbar Plus, zoekt naar de grenzen van verdraagzaamheid door middel van geluidsexperimenten. Onder begeleiding van een tape-loop die de tekst “This is the story about David. The David made by the gay artist Michelangelo…” blijft herhalen, neemt hij het geluid van zijn telefoon op, bouwt langzaamaan een ondoordringbare muur van geluid, kweelt af en toe luidkeels “DAVID!” en speelt gitaar met een stoeptegel. En eerlijk is eerlijk, ook al is het uitdagend voor de trommelvliezen, muzikaal is het wel. 

En dan uit het niets (soort van, want we hadden hem al lang zien rondlopen) verschijnt Jacco ‘dominee’ Weener bovenaan de trap. Terwijl hij een met stigmata ontvangen vrouw in zwarte lompen als “zuster” introduceert en plat bier aan hem laat voorschotelen, rangt hij op zijn gitaar en schalt iets wat komische liederen zouden moeten zijn. Zuster wappert met haar bebloede handen, de dominee gooit af en toe een schreeuw naar beneden en het enige wat wij kunnen denken is “God, wat lijkt hij veel T.J. Miller. Die is ook al niet grappig.” 

Tino (van Leeuwen) is de man van vele albums. In 2001 nam hij het besluit elk jaar een album uit te brengen en meldt hij ons vol trots dat hij al een paar jaar voorloopt op zijn voornemen. Nu vraag jij je vast af, wie is die Tino dan en waarom hebben wij nog nooit van hem gehoord? Precies! Het is een raadsel, want deze muzikale grootproducent heeft bergen gave liedjes opgenomen. Tino maakt normaliter akoestische eenmans-rock, maar voor de gelegenheid heeft hij een elektrische gitaar omgehangen en Boring Pops huidmepper Dennis Vedder mee laten drummen, met een bijzonder leuk resultaat. 

Dan is de man van het festival zelf aan de beurt. Niek Hilkmann is als een (Tim) Burtonesque karakter vreselijk charmant en aandoenlijk. En voor fans zoals wij dat zijn is dat een groot compliment. Waar Niek uit de maat denkt te lopen, horen wij zeer kunstige popliedjes van een hoog niveau en al maakte men de grap dat ze ondertussen ook al uw IT-problemen kunnen oplossen, wat ons niets zou verbazen, is het juist de quirkiness in voorkomen en geluid wat deze band onderscheidt en ontzettend de moeite van het luisteren waard maakt. Niek draagt traditiegetrouw een stuk poëzie voor en gedrieën laten de broers Hilkmann en vriend Arie ‘Arie van Vliet’ van Vliet pop voor fijnproevers horen en mogen de toeschouwers gewoon even genieten.

Er gebeurt veel op dit festival, in de rookruimte zingt men verjaardagsliedjes met bijpassende puntige hoedjes op hun tronie, kakelt de Duitse Theo Trickbeat al vinyl scheurend en stokken slaand iets over nét niet relevante Nederlandse zaken als Hanna Bervoets, die blijkbaar kan uitleggen waar hij mee bezig is. Do tell, Hanna. Ook Armand is afgestoft om zijn trucje te moeten doen, dat niets meer of minder inhoudt dan zijn roodgeverfde haren en de verheerlijking van drugsgebruik vermomd als grap of liedje, hetzij de inmiddels opgebrande uitvoering ervan. Dan hebben we nog een grappende Tony “je moet er wel van houden” Banks die zijn eer in stand houdt als verlepte nachtclubzanger, de audiofiele krankzinnigheid van last minute invaller en zeeman Harry Merry en een aantal minder memorabele momenten. 

Wel memorabel is de performance van Black Henri Leconte die werd aangekondigd als “Frans jazztrio bestaande uit twee vleesgeworden mensen en een buitenaards wezen”. Wat het nu wel was zijn we niet helemaal over uit, maar het lijkt op een volwassen man in een kleine jongensonderbroek die zichzelf probeert te verhangen aan een web van waslijnen, een plastic speelgoedgitaar in zijn reet probeert te stoppen en iets doet met tuinharkjes op de ruis van zijn twee kompanen. Het zal wel kunst zijn, het kan kut evengoed kut zijn, wij zullen het in ieder geval nooit vergeten. 

Onvergetelijk in de meest positieve zin is het optreden van headliner Ricky De Sire. Recent claimde hij zelf al de vorstelijke titel ‘Koning van de Nederlandstalige rock ‘n roll’ en moeten we ditmaal gefundeerd concluderen dat de beste man dit best wel eens zou kunnen zijn. Wanneer we de soundcheck van Ricky en zijn band meepikken, blijkt eens te meer dat hij extreem serieus zijn vak beoefent. Eenmaal van start zijn de briljante teksten van De Sire de vleugels waarop de uitstekende band naar steeds grotere hoogtes stijgt. Het is mooi om voor de tweede keer op een dag te zien dat Dennis Vedder een goede drummer is, de mannen van Niek Hilkmann als echte helden - en met gek genoeg vele malen meer energie en plezier - staan te spelen, Arpattle’s Patrick een gave toevoeging is op de toetsen, en Ricky is gewoon Ricky. Een koning tussen de narren en troubadours in de kijkdoos voor artistiekelingen en andere geïnteresseerden die Ver Uit De Maat Festival heet.