Roodkapje en de acht Rotterdamse bands

Fabelachtige line-up laat zich niet ontmoedigen door makke lammetjes

Christel de Wolff ,

Het was zaterdagavond 13 december wanneer er voorzichtig een smalle trap werd afgedaald om in de kelder van Roodkapje te Rotterdam te komen. Onder het mom ‘Bandaid Special: Ein Abend in Roodkapje’ traden er vanavond maar liefst acht Rotterdamse bands op. Alternatieve acts in de genres shoegaze, psychedelic new wave, post punk, no gaze en noise pop: obscure aanduidingen waarmee waarschijnlijk geen punten worden gescoord bij de schoonfamilie tijdens het aankomende kerstdiner. Weggestopt in een keldertje op enkele minuten lopen van Centraal Station, fungeert Roodkapje vanavond dan ook als het ideale decor.

Het is 19.30 uur en Bandaid Special: Ein Abend in Roodkapje begint een uur eerder dan aanvankelijk op de affiche stond en het is daarom verrassend dat er al zoveel mensen rondlopen in beide zaaltjes. Door te observeren zal het ook voor de niet-Rotterdammer duidelijk worden dat de meeste van deze fanatiekelingen bekenden zijn in het alternatieve lokale milieu en dat er ook gezichten zijn te spotten die later op de avond zelf één van de podia zullen beklimmen.  

Het is aan Friday Wilkinson om als eerste de Small Room van muziek te voorzien. Het podium is hier gelijkvloers en toehoorders kunnen plaatsnemen op een slim geïmproviseerde tribune. De band opent met een lied dat door frontman Hidde van Schie wordt aangekondigd als ‘Hallo!’ Het publiek reageert amper op deze begroeting. De band maakt rustige, soms zelfs iets te slaapverwekkende muziek en om te voorkomen dat het publiek daadwerkelijk in slaap sukkelt, verrast de band door bij vlagen een psychedelisch getouwtrek ten gehore te brengen.  

Eenieder die ondanks deze muzikale uitspattingen toch in slaap is gevallen wordt ruw ontwaakt door het gezelschap dat het ‘grote’ podium mag openen: The Sweet Release of Death. De band heeft een repertoire bestaande uit liedjes met duistere titels als ‘Ghosts in fur coats’ en ‘Your dead body in my basement’. Onlangs nog genomineerd voor de Rotterdam Music Awards maakt ‘TSRD’ muziek die zo tegenstrijdig is als de bandnaam doet vermoeden. Zoete popliedjes worden overgoten door een flinke lading noise. 

In de kleine ruimte is het inmiddels tijd voor Niek Hilkmann, de enige artiest die het vanavond aandurft om in het Nederlands te zingen. Uitgedost in een kaki overhemd met dito wollen spencer maakt hij het tamme publiek een enkele keer aan het lachen. Zijn aandoenlijke verschijning leidt een beetje af van zijn weloverwogen teksten en als hij een gedicht opdraagt, reageert de zaal met een applausje alsof het een simpel Sinterklaasrijmpje betreft. Bij het daaropvolgende nummer ‘Kapot’ bewijst Hilkmann dat zijn liedjes niet alleen tekstueel, maar ook muzikaal zeer sterk in elkaar zitten. Het is jammer dat die bewuste plaat zo kort duurt, om maar met Nieks eigen woorden te spreken: “Zo gaan die dingen.” 

Het loopt al aardig vol in Roodkapje en zodra Hilkmann zijn laatste akkoord heeft gespeeld, is het zaak zo snel mogelijk door de lange gang te lopen en aan de kleine bar een drankje te bestellen voordat de menigte op hetzelfde idee is gekomen. Het rokershok passerend ruikt het er inmiddels zodanig naar bijzondere sigaretten dat je zou denken dat je op een reggae-feestje bent beland. Niets is echter minder waar, het is namelijk de beurt aan NeonRainbows. Bijzonder aan het optreden van deze indierockers is dat drummer Arnold van de Velde af en toe zijn drumstel verlaat om eerst een angstaanjagende gitaarriff op te nemen die vervolgens als loop wordt afgespeeld. Zanger René van Lien zit ook niet stil: hij beheert een wirwar van panelen waaruit hij onaardse geluiden weet te toveren. Het valt op dat met name Van Lien het grootste gedeelte van de set met een peinzend gezicht staat te spelen. In de zaal is er weinig van te merken, maar na het optreden blijkt dat de band niet te spreken was over het geluid dat zij hoorden in hun monitors. “Optreden gaat op deze manier wel heel erg op werken lijken.”  

Dat het geluid altijd erger kan bewijst de misser die in de Small Room wordt gemaakt. Zij die goed zijn in liplezen kunnen misschien nog redelijk volgen waar de teksten van AC Berkheimer over gaan, maar voor het gewone volk is er geen beginnen aan. “Horen jullie wel zang?”, vraagt gitarist Valentijn na het eerste nummer. “Mwah…”, wordt er voorzichtig gemompeld. “Ik hoor geen fuck!”, klinkt het plotseling vanaf de achterste rij. En zo hoort het: opkomen voor je recht op goed geluid! Maar in plaats van het geluid beter af te stellen wordt er alleen aan de volumeknop gedraaid. Zodoende vallen de muzikale capaciteiten van de op plaat helemaal geen vervelende shoegaze band totaal weg achter een muur van ruis en gepiep. Het is onbegrijpelijk dat er nog zoveel jonge mensen staan toe te kijken zonder beschermende oordoppen. Nee jongens en meisjes, oordopjes zijn niet voor watjes. Integendeel, oordoppen zijn voor de verstandigen onder ons die een legendarische avond als deze liever bij zich dragen als een mooie herinnering dan als een blijvende piep in de oren. Kies zelf maar.  

Als Boring Pop staat te soundchecken valt het plotseling op dat het kolkt in Roodkapje. Er zijn nog maar weinig lege plekjes in de zaal en iedereen maakt zich op voor de finale van de twee grootste namen op de affiche van vanavond. Maar die zullen nog even moeten wachten, want eerst mogen de vrolijke mannen van Boring Pop ons vermaken met hun verre van saaie garage pop songs. 

Dat het een inschattingsfout is om The Afterveins in de Small Room te parkeren wordt snel duidelijk. Al tijdens het eerste nummer scheren de gitaarhalzen rakelings over de hoofden van de toeschouwers die vanwege plaatsgebrek op de grond vóór de tribune zijn gaan zitten. Tijdens de nummers stuiteren er niet alleen instrumenten, maar complete bandleden door het publiek. Dit zou het ultieme moment voor een grootse moshpit kunnen zijn, maar deze blijft uit. Sterker nog, op een enkeling na lijkt het publiek totaal niet te weten hoe te reageren op de bak energieke herrie die zich vlak voor hun neuzen afspeelt. Het zal de band zelf ook niet zijn ontgaan dat het vanavond niet lukt om hun enthousiasme over te brengen op de toeschouwers. “Laatste nummer”, seint gitarist Xander van Dijck. Zijn gitaar ingeruild voor een microfoon en bewapend met een blik bier, rent hij nog één keer het publiek in en smijt op de terugweg het restant over zijn rug de massa in. Geen beter einde van een show van The Afterveins dan rondvliegende bierspetters. 

Dachten we dat het bezoekersaantal een uurtje geleden het hoogtepunt had bereikt, duiken er wanneer Rats on Rafts, de afsluiter van vanavond, begint te spelen opeens toch nog nieuwe gezichten op. In tegenstelling tot het grootste gedeelte van het publiek dat slechts in actie komt als er een biertje besteld of even aan het achterwerk gekrabd moet worden, is dit groepje belangstellenden wél gekomen om Roodkapje een verbouwing te geven. Als de Rats hun meest recente single ‘Powder monkey’ agressief inzetten, vliegt er plastic door de lucht en begint equipment op en naast het podium gevaarlijk te wankelen. Godzijdank werkt het gehos aanstekelijk en lijkt de knop bij een hoop bezoekers eindelijk om te gaan. Dit is de laatste act van vanavond en er mag dus gedanst, gesprongen en geduwd worden. Ook hoeft men blijkbaar niet meer zo serieus om te gaan met het rookverbod in de zalen van Roodkapje, want van alle kanten lichten er plotseling sigarettenpeuken op. Komt het door de letters SATAN op de drumkit van Joris Frowein? Of is het de bezwerende blik in de ogen van frontman David Fagan die spontaan oproept tot anarchie? Als het viertal alweer aan hun laatste nummer toe is verschijnt opeens Richard James Foster op het podium. Terwijl de band op hun instrumenten ramt alsof hun laatste uur geslagen heeft, draagt de Britse journalist, die grotendeels verantwoordelijk is voor het buitenlandse succes van deze Rotterdamse band, een beklemmende monoloog voor. 

Het optreden eindigt met nog lang nagalmende klanken die pas worden gesmoord wanneer de technici de juiste schakelaar hebben gevonden. Er klinkt nog een twijfelachtig “We want more” maar daar wordt geen gehoor aan gegeven. Het is inmiddels bij enen wat betekent dat er maar liefst acht bands in amper zes uur tijd de revue zijn gepasseerd. Een avond als deze bewijst toch nog maar weer eens dat het bruist van de ‘underground’ bands in Rotterdam. Je hoeft alleen maar even goed te zoeken.