Een donderse kerel met een donderse gitaar

Mike Stern jazzrockt de sokken van midlife crisis Middelburg

Frits Brouwer ,

Hoe een Amerikaanse jazzfusiongitarist van 58 in een stampvol Schuttershof kwam, met zijn gitaar speelde, en overwon.

Mike Stern jazzrockt de sokken van midlife crisis Middelburg

Wat een donderse kerel, die Mike Stern. De man die in 1993 nog door Guitar Player tot beste jazzgitarist ter wereld werd verkozen, was dinsdagavond plots verdwaald tegen een achtergrond van fluweel gordijn in een Schuttershof afgeladen met vijfenvijftigplussers. Varierend van verjaard hipster tot stoere Saturadahmotorclubbers: ze staan tegen elkaar aan, op elkaar, klimmen bijna over elkaar heen om de man met het gegroefde gezicht te kunnen zien spelen. Stern is een jazzprimaat. Tussen 1980 en 1983 groot geworden in Miles Davis’ begeleidingsband, heeft hij samengespeeld met toch een heel aardig handjevol aan artiesten van wereldfaam. Op zijn in 2009 uitgebrachte, voor een Grammy genomineerde album Big Neighborhood staan bijvoorbeeld Grammywinnares Esperanza Spalding, Paul Simon-ondersteunend saxofinist Bob Francheschini, gitaarheld Steve Vai. Zijn percussionist, Dave Weckl, is algemeen erkend als een van de beste jazzdrummers ter wereld. En terecht. Ondanks de lengte en het gezicht van Vladimir Putin, zit er een respectabele portie kracht en gebrilliantineerd ritmegevoel in het lijf van de man. Hier stuwt Stern (geboren Sedgwick) duwt en stuwt gitaarriffs langs die hem in 1997 nog de Orville W. Gibson Award voor Beste Jazzgitarist opleverden. Zijn gitaar behandelt hij als een vrouw. Nu eens strijkt hij teder over de snaren om er, met wat handpercussie van Weckl, exotische afrobeat uit te krijgen. Dan weer grijpt hij de gitaarhals in een wurggreep, vertrekt zijn gezichtsspieren in eindeloze inspanning voor indrukwekkend jazz fusionenthousiasme. Soms trekt hij het zelfs naar de blues toe. Dan zingt hij zelfs. Maar dat is uitzonderlijk. De titeltrack van zijn laatste album is pure fusion. Gitaarjazz. Reach is een muzikaal diamantje, stuwend maar niet prangend qua drums, meezingbaar zonder tekst. Niet dat Stern tekst nodig heeft. Hij trekt een grijns en humt dan toch wel engelachtig mee in de microfoon. Zijn grijze lokken slaan ritmisch van links naar rechts om zijn kop, die karakteristieke primatenkop. Hij grijnst, waarop niemand zijn kaken stijf kan houden. Als de man te oud wordt, kan hij het nog immer als cliniclown proberen. Het podium leeft. De mannen kijken elkaar aan en lachen. Wat geimproviseerd is en wat gecomponeerd is niet duidelijk. Gezien hun leeftijd is de levendigheid en het speelplezier plezant om te aanschouwen. Deze mannen kunnen, mogen, moeten zelfs min of meer stil blijven staan. Dat doen hun toehoorders van respectabele leeftijd immers ook. Dit is gewoonweg pure muziek. Want Stern is allang niet meer de jazzgitaarmessi die hij was. Van links en rechts voorbijgestreefd door een generatie die de bezetting van het Maagdenhuis alleen uit de boekjes kent, is hij bezig te verworden tot een Pele binnen het genre. Edoch ook nu nog zou je het op trucjes tegen Pele niet op willen nemen. Ja, uithoudingsvermogen, dat is wat anders. Daarom gaat Stern na een kleine twee uur ook lekker slapen.