Mark Lanegan stelt teleur in Tivoli

Bijna-Waits van de indierock mist vooral fijnbesnaarde muzikanten

Sven Schlijper, ,

Met de Screaming Trees kwam hij - ondanks een culthit en de hele grunge-hype – niet tot de top. Toen het solo ook niet echt wilde vlotten, leken drank en drugs de overhand te krijgen. Als een half lijk hing Mark Lanegan aan zijn microfoon toen hij mee mocht op tour met de Queens of the Stone Age. Die tijd heeft de man gered. Met een ijzersterke plaat (‘Bubblegum’) is hij terug en laat Lanegan zich kennen als een volleerde poëet. Lanegan is geduldig geweest; live is de tijd hem helaas echter niet zo gunstig gezind.

Bijna-Waits van de indierock mist vooral fijnbesnaarde muzikanten

Tom Waits’ zwartgallige caféprekerij raspt al decennialang een verlaten feesttafel vol stinkende asbakken, lege flessen Jack Daniels en verschraalde bierluchtjes bij elkaar. Mark Lanegan is anno 2004 niets minder dan zijn jongere evenknie. Met Screaming Trees lukte het de zanger, ondanks prachtnummers als de underground hit ‘Nearly Lost You’, die de soundtrack van dé grungefilm 'Singles' haalde, niet echt om succes te boeken. Helemaal alleen gaf Lanegan zich over aan zo ongeveer alles wat ongezond is voor een mensenlichaam. Het was dan ook bijna een verrassing dat hij dit jaar met een nieuw album kwam. Tijdens de Queens of the Stone Age-tour had je niet raar opgekeken als hij kon worden toegevoegd aan het rijtje tragische gevallenen voor de rock. Hangend aan de microfoonstandaard, kraakte Lanegan de stonerrock echter wel naar mooie nieuwe hoogten. En die gastrol heeft therapeutisch gewerkt; met zijn jongste soloplaat ‘Bubblegum’ als resultaat. Junkie, beroepspaffer en booze-voorganger Mark Lanegan is nog steeds onder ons. En daar is men zo verdomde blij mee dat De Helling te klein bleek. In de grote moederzaal van Tivoli staat de dichter als een Tom Waits van de grungegeneratie opmerkelijk genoeg voor een bomvolle bak. Waarom? Dat blijft enigszins een raadsel. Het zal zijn naam wel zijn. Het is Mark Lanegan ten voeten uit: een afgeragd uiterlijk van een verlopen drugsgrootverbuiker met de inborst van een gevoelige poëet. Tel daarbij een perfect gevoel voor messcherpe observaties en je weet zeker dat het tekstueel helemaal op orde is voor onze indie-Waits. Alleen daarmee red je het niet. Zelfs niet als je Mark Lanegan heet. Muzikaal beweegt Lanegan’s band tussen Waitsiaanse potten- en pannenmuziek -met een knipoog naar blues en vaudeville- en rasechte ronkrock vol vlijmscherpe gruizige randjes; lichtelijk overhellend naar de QOTSA-kant. Hoe laverend zijn muziek zich echter ook mag bewegen, de man zelf staat star, verstild als een standbeeld gekluisterd aan zijn plek. Kwinkslagen; de betere grappen en grollen, ze zijn niet besteed aan Mark Lanegan. Hoeft ook niet per se. Als je materiaal staat als een huis, gooi je alleen je eigen ramen in door overdreven te gaan babbelen of bewegen. Vooral als je motoriek misschien niet meer je van het is. Mark Lanegan is dan qua houding misschien wel de Prins Claus van de rock. Maar zijn stem, poëzie, nieuwerwetse blues en warrige rock kunnen – op plaat althans – veel goedmaken. Helaas is het vanavond, net zoals collega Bijl al optekende vanuit Berlijn, veelal een brij van geluid waarin gitaarpartijen, noch de samenzang tussen Lanegan en zijn secondante te onderscheiden zijn. In de kalme, meer Waits-georiënteerde songs komt de drummer tekort en had een extra percussionist op keukengerei niet misstaan. In de ronkende rocknummers wordt Mark Lanegan pijnlijk eentonig en vervalt het bandgeluid tot dikke gitaarbagger zonder enige nuance. Jammer is ook dat zijn zangeres pas na dik drie kwartier hoorbaar door de Tivoli schalt. Wat een pracht; hadden we dat maar eerder gehoord!. Kortom: een teleurstellend concert van een grootheid die godzijdank wel weer terug is aan het rockfront. Lanegan kán het op plaat immers wel degelijk. Of het onkunde of onwil is blijft onderwerp van discussie. Maar Lanegan verdient gewoon een betere band om zich heen. Een groep muzikanten die moeiteloos kan overschakelen tussen bluesy Waits-downtempo en rafelige, compacte rocksongs én aan beide bovendien een meerwaarde weet te geven. Die kompanen heeft Lanegan vooralsnog niet in zijn band zitten. Dat is jammer voor hem én voor zijn massaal opgekomen publiek. Want het in middelmatig tempo blijvende, te makkelijke stramien wordt wel erg uitgemolken, vanavond in Tivoli. Dat kan Lanegan beter. Meer verrassend en vooral spannender; zou je denken… Op deze manier zal de Tom Waits van de indierock echter niet gauw potten kunnen breken. In een rokerige kelder met een paar volbloed blueskerels op akoestische gitaren, maakt Mark Lanegan waarschijnlijk meer kapot dan je lief is. Nu stelt hij eigenlijk vooral teleur. Het zelfgekozen lot van een geboren ‘loser’? Wie zal het zeggen? Mark Lanegan Band Gezien: Tivoli Oudegracht, woensdag 25 augustus 2004