Met Sons Of Kemet is het even zomer in Paradox

Brits kwartet brengt de smaak van de Cariben naar Tilburg

Wouter de Waal ,

Waar men ruim twee jaar geleden nog speelde voor een matig gevulde (doch enthousiaste) zaal, is het deze zaterdagavond bijna zoeken naar een plekje in Paradox: het moge duidelijk zijn dat het de Britten van Sons Of Kemet voor de wind gaat. Dat dit zonder meer terecht is, blijkt uit de twee sets die de heren vanavond ten beste geven, die menigeen tenslotte tot een danspasje weten te verleiden.

Bij de aankondiging van de band wacht ons een kleine teleurstelling – het blijkt dat drummer Seb Rochford ons vandaag wegens ziekte niet met zijn karakteristieke presentie inclusief wilde coupe zal kunnen verblijden. Het goede nieuws is echter dat zodra het viertal begint te spelen, al snel duidelijk wordt dat zijn vervanger zich uitstekend van zijn taak kwijt en een mooi tandem met zijn stokjes zwaaiende collega vormt. Sons Of Kemet telt namelijk niet één, maar twee drummers, en dat is niet het enige ongebruikelijke aan de bezetting van deze groep: de frontlinie ervan wordt gevormd door tenorsaxofonist/bandleider Shabaka Hutchings plus Theon Cross op… tuba. Geen gebrek aan zwaar geschut dus, maar toch klinkt dit kwartet allesbehalve lomp. Wel worden de vele diepe tonen aangewend voor het creëren van een sterke ritmische drive, want het mag gerust gesteld worden dat bij deze mannen alles draait om de groove, die ons anders dan de namen van de band en zijn leider zouden kunnen doen vermoeden niet zozeer naar Egypte, als wel naar het Caribische gebied voert. Niet eens zo vreemd in een jazzcontext als je bedenkt dat de wortels van het genre in de creolencultuur van New Orleans liggen (of als je een beetje bekend bent met het werk van saxofoongigant Sonny Rollins), maar zelden zo exuberant aan de oppervlakte tredend als bij dit fleurige gezelschap.

Gaat men in de eerste set nog relatief ingehouden te werk, tijdens de tweede gunt men zich alle vrijheid, zowel collectief als individueel: zo krijgt Cross de ruimte voor een uitgebreide onbegeleide solo op zijn massieve instrument (voorwaar een zeldzaam gezicht) en mag ook het drummertweetal zich een tijdlang ongestoord uitleven, terwijl Hutchings zijn sax een enkele keer tegen de free jazz aan laat schuren. Trotseerde bij de vorige set al een geïsoleerde figuur de zit-en-luister-cultuur die doorgaans in deze ruimte heerst (een oproep tot het wegschuiven van tafels en stoelen, aangezien ‘dit dansmuziek is’, wordt dan nog op een typisch ‘shhh’ getrakteerd), gaandeweg krijgen steeds meer lieden de geest en zetten zich in beweging, hoewel het merendeel het gezeten luisteren blijft prefereren. Het om toegiften smekende (en deze ook ontvangende) collectieve enthousiasme aan het slot is er echter niet minder om, en het valt te verwachten dat wanneer men deze muzikanten in de zomer op een festivalpodium zet, het met dat dansen ook helemaal goed gaat komen. De lezer kan het over een aantal maanden zelf gaan zien op Jazz In Duketown in buurstad Den Bosch (warm aanbevolen), en wie weet ook op niet aan jazz gewijde festivals als Lowlands en – bij leven en welzijn – Mundial, mochten de programmeurs daarvan nog kans zien deze energieke jonge honden te boeken… ze zouden er in ieder geval zeker niet misstaan.