De laatste Incubate... van 2016 voltrekt zich dit jaar in december. Twee dagen lang zijn een select aantal podia in de binnenstad weer het podium van het cutting edge-festival. 3voor12/Tilburg is weer van de partij om een mooie dwarsdoorsnede te maken van de acts, te beginnen met al het moois dat op de zondag te doen was.

Aantrekkelijke Deutsche Ashram blijft boeien

Uit de Amsterdamse underground scene komt gekropen de Keniaans-Britse muzikant Ajay Saggar. Aan zijn rechterzijde zangeres Merinde Verbeek, met heldere stem en langzaam dansende heupen. Om hun heen bevindt zich een waas van deinende elektronische ritmes en benevelend gitaargegorgel. Het duo Deutsche Ashram, deze zondag in Paradox, doet typisch elektropoppig aan, maar dan net even spannender.

Wanneer het publiek keurig en knus is gaan zitten om aandachtig te luisteren, gooit Saggar zijn effectenbak open om de ruimte een minuut lang te vullen met een langgerekt, wollig akkoord. Dan komen de digitale trommels op gang en vervolgens valt Verbeek bij; subtiel wordt de synthachtige droom opgebouwd. Toegankelijk, catchy zelfs bij vlagen, maar zeker experimenteel genoeg om de audiofielen in de zaal bij de les te houden.

Dat is misschien nog wel het knapste aan de act van Deutsche Ashram: het wordt niet saai of slaapverwekkend, hoe dromerig het ook klinkt en het is verfijnd genoeg om live ook de gemiddelde voorbijganger erbij stil te laten staan. Dat zou kunnen komen doordat de beats vaak meer gematigd up- dan down-tempo zijn en genoeg speelse melodielijnen vervlochten zijn in de begeleiding. Of is het misschien de meisjesachtige stem van Verbeek die langzaamaan opbouwt naar een soort mysterieuze onheilspellendheid? Vast staat in ieder geval dat Deutsche Ashram, inclusief een pedalenset waar een autofabrikant trots op zou zijn, het publiek drie kwartier lang geïnteresseerd kan laten luisteren. Het is dan ook een heel prettige live-ervaring. (MvE)

Yokocola light: een optreden zonder prik

Op het podium staat een pittige dame wiens sprieterige en pikzwarte lokken onder een kek baretje vandaan komen. Gekleed in een glitterpakje belooft het nogal wat te worden: een mooie vrouw up front en een goed vijftal. Maar al gauw is de prik een beetje weg.

Het klinkt in eerste instantie allemaal niet verkeerd. Haar stem is namelijk op het hypnotische af, met een selectie aan willekeurige kreetjes tussendoor. Op muzikaal vlak een goeie partij aan new wave met de nodige synthesizer. Tot je beseft dat deze synthesizer verzorgd wordt door de verloren broer van Nico Dijkshoorn. Om je vervolgens te beseffen dat de act na een kwartiertje ongeveer net zo eentonig klinkt als de stem van de betreffende huisdichter. Zo gaat het optreden uiteindelijk van prikkelend naar niveautje cafeïnevrije kindercola. Een extra shot aan zoetstoffen komt er ook niet echt bij, en daarnaast heeft het publiek duidelijk niet genoeg cola over zich heen gehad. Ze blijven namelijk niet plakken. (CK)

Gebrek aan brutaliteit bij Death High Wire

In het kerstig ingerichte Kim’s kroeg staat het Antwerpse postpunk-garage-trio Death High Wire. De muzikanten hebben een kwartiertje langer nodig gehad om te soundchecken, maar nu mogen de remmen los. Dat proberen ze dan ook. De band zou in ieder geval genoeg beukende muziek moeten hebben ingestudeerd om de omgeving op haar grondvesten te laten schudden.

Death High Wire is al enkele jaren bezig veelbelovend te zijn. De meeste nummers doen vooral erg Brits en een beetje jaren ‘80 aan, met een laidback, enigszins boze energie. De refreinen zijn makkelijk mee te scanderen, een plus voor de band, wanneer deze in een donker zaaltje of keldertje zou spelen. Voor een alternatief publiek, bijvoorbeeld.

De mensen in Kim’s ‘knusse kerstkroeg’ kunnen Dead High Wire zeker ook op waarde schatten, want een beetje los komt het publiek wel en de ruimte is aardig gevuld. De gezellige omgeving staat alleen in zo’n groot contrast met de muziek dat de act niet tot zijn recht komt. De band durft de volumeknop open te draaien, maar komt niet echt los. Pas bij het laatste nummer wordt (eindelijk!) een synthesizer uit de kast getrokken, waaraan veel te kort, maar zeker lekker wordt gefriemeld. Toch mag het best brutaler. Het publiek vermaakt zich, de band is niet uit vorm (drummer Thijs Vloebergs speelt retestrak), maar Dead High Wire heeft wat extra speelsheid en een betere setting nodig om het geheel genoeg glans te kunnen geven. (MvE)   

Metalgrootheid Possessed is goed voor dosis duistere nostalgie

Speedmetal maken in het jaar 2016, waarom ook niet? Zeker als je een van de grondleggers van death metal bent (luister Death Metal, van het album Seven Churches, 1985), heb je genoeg respect verdiend om te doen wat je niet laten kan. In het geval van Possessed houdt dat in stug door te gaan met het zo fijn rammelende uptempo beukgeluid. Een beetje satanisch is het ook; aan duisternis geen gebrek.

Na ruim dertig jaar kan wat er over is van de originele bezetting (de zanger) de luisteraar kennelijk nog steeds bij de strot grijpen. De zolder van Dudok is nog niet half gevuld met in het zwartgekleed metalpubliek (voornamelijk mannen) en de geur van zweet en bier. De muziek gaat zo hard en rap, dat het maar goed is dat Dudok bij binnenkomst oordoppen verkoopt.

Het zullen vooral de fans zijn die genieten bij Possessed en wellicht ook de metalsympathisant. Op de rappe gitaarsolo’s Daniel Gonzalez en Mike Pardi valt weinig aan te merken en ook drummer Emilio Márquez weet de sfeer er goed in te houden met een voor het genre kenmerkend trommelgeluid, hoewel zijn drumkit wel op een schelle manier overheerst in de wat kleinere setting. Het is vooral het brullerige stemgeluid van zanger Jeff Becerra dat het super goed doet. Klassiekers Death Metal en The Excorcist worden enthousiast ontvangen en toegegeven, de rest van het repertoire gaat op in een eenslachtige speedmetalbrij, maar voor de nostalgie komt de luisteraar zeker aan zijn trekken bij Possessed. (MvE)

Hemelbestormer krijgt Extase met veel moeite op de knieën

Doomy, gloomy en veel weglopende mensen: het is een heel toepasselijke omschrijving van het optreden van deze Belgische band in Extase tijdens de laatste Incubate-avond. Dat is bijzonder, want hoewel doom metal niet het meest spectaculaire zij-genre is, zijn het toch vaak juist die dikke, dromerige tonen waar het metalpubliek bewust op af komt. Dat is nu ook wel zo, want vooral in het begin trekken de toeschouwers nieuwsgierig naar het podium. De gemiddelde bezoeker laat het echter afweten na tien minuten. Het is onverdiend, want het geluid klinkt prima, de roffelende drums bouwen de nummers uitstekend op en de melodische invloeden zorgen voor een rakende sfeer. Het mag niet baten: hoewel een vaste groep mensen zich voor aan het podium schaart gedurende het hele optreden en de band constant oogcontact zoekt, blijft een echte klik uit. Tot vlak voor het einde, want dan wordt er stevig geheadbangd op een gitaargeluid dat - nogal onverwachts - net wat meer opzwepend en doordringend klinkt dan voorheen. Door met iets meer nauwkeurigheid te spelen en het diversiteitslevel wat op te schroeven zou dit dus best één van de koplopers kunnen worden op het gebied van eigenzinnige doom metal met sludge-invloeden. Hemelbestormer is namelijk een vermakelijke band met een uniek, bijna spiritueel karakter. (EvdV)

Belphegor krijgt geen beweging in plukje overgebleven publiek

De afsluiter van metalavond in Dudok Belphegor kan helaas op weinig publiek rekenen. Enkele tientallen metalheads zijn tussen 21:40 en 23:00 opgedraafd om naar de blackened deathmetalband uit Oostenrijk te komen luisteren. Ook daarvan doet slechts een deel actief mee wanneer frontman Helmuth de boel probeert op te zwepen. Nee, de toeschouwers willen niet vanavond.

Een beetje treurig is het. Wanneer de band na een uur het podium verlaat is het dus ook afgelopen, ook al staan er nog 20 minuten ingepland. Geen ‘we want more’ en geen toegift. Jammer, want hoewel de muziek weinig varieert, heeft de band er een aardig showtje van gemaakt. Bloederige maskers, beenderen van woestijndieren, omgekeerde kruisen en de geur van wierrook. De act staat traditioneel in het teken van Satan, heksenverbranding en ga zo maar door. Tussen de nummers door spreekt Helmuth onheilspellend raspend in Latijn en in het Duits over onderwereldgebroed en tijdens de nummers zoeken bandleden regelmatig contact met het publiek. Steeds hoopt de band ook dat het publiek ‘heil’ mee scandeert, maar dat wil niet echt. ‘Fuck you Netherlands!’, brult Helmuth dan.

Op Belphegor is weinig aan te merken. Natuurlijk, de muziek is voorspelbaar en de onheilspellendheid van de show komt wat potsierlijk over op het kleine podium. Aan de andere kant: de glas-in-loodramen en houten balken op de zolder geven de ‘satansdienst’ wat extra beleving. Belphegor mag meer variëren, maar geeft een strak optreden en verdient dan ook meer warmte dan de zaal de band geeft. (MvE)

'Shoegaton' ver te zoeken bij Sven Agaath, nineties-indie des te meer

Een handjevol mensen heeft zich verzameld in de Cul voor het gratis programma van Incubate, oftewel Incubate Zero. Een 'matinee-voorstelling', zo kondigt zanger/gitarist Gino Miniutti van Sven Agaath het optreden dan ook aan. De band - die meedoet met de trend om een naam als bandnaam aan te nemen - is een tweemanszijproject van het Utrechtse Lost Bear; naast Miniutti zit drummer Arno Breuer. Hij bespeelt een drumpad met handen alsof het een cajon is en roffelt daar de nodige basdrumgeluiden en trommels uit.

Zelf zegt Sven Agaath dat ze 'shoegaton' maken: een combinatie tussen shoegazer en reggaeton. Dat laatste horen we mondjesmaat met de syncopische ritmes. Ook het elementje van 'shoegazer' blijft weg, aangezien het gitaarspel van Miniutti te clean is om te doen denken aan een My Bloody Valentine en aanverwanten. Waar het wél aan doet denken is het rammelige indiegeluid van de jaren '90 met Pavement voorop. Ook Miniutti bedient zich van een ingehouden stemgeluid dat lang niet altijd zuiver overkomt, maar daarmee wel past binnen een indie-ethos die bij een band als Sven Agaath past, evenals de lo-fi synthesizer die Breuer gebruikt, soms tegelijk met zijn drumwerk. Al met al een bijzonder vermakelijk optreden met een hommage aan Spielberg's 'Close Encouters Of The Third Kind' op de kop toe. (BvD)

Transcendent mediteren in de stripclub op R. de Selby

Het is een schizofrene gewaarwording: in-zichzelf-gekeerde-jongen-met-akoestische-gitaar als hoofdact in de Tilburgse tietenclub Café de Nacht. Pal voor zijn neus staat een strippaal, om hem heen is de viezerikenbar waar het publiek rondom zit, en achter hem hangt een scherm met geprojecteerde kleurtjesruis. Tekst en uitleg hoeven we niet te verwachten - hij speelt aan één stuk door, met het publiek wordt geen woord gewisseld.

R. de Selby zuigt alle aandacht organisch naar zich toe. Hij lijkt zich dwars door de stripperspaal heen te mediteren, heeft oneindig veel tijd, trekt de muziek in slowmotion. Met zijn akoestische klanken opent hij als iets onbestemds en nachtelijks. Hij neemt alle tijd om zijn gitaarspel te manipuleren tot subtiele drone-ambient, soms zo ijl dat er van melodie amper sprake is. R. de Selby drijft zo aan één stuk verder, zonder ergens de flow of intensiteit kapot te maken.
Zijn ambient zou het niet slecht doen als soundtrack onder een moeilijke Tarkovskifilm, of bij nachtelijke treinreis naar een of ander verlaten oord, bij voorkeur een ruïne van een verlaten hallenkerk. Onbestemd, maar toch vredig en sereen. Hoewel soms wat zeurderig-repetitief: we hebben heerlijk gemediteerd aan de pervert's row van Café de Nacht. (LV)

Alles aan The Shady Greys is vies en smerig

Dirty blues klinkt extra vies tegen zo'n überhuislijk decor vol nette mensen in Kims Kroeg, leren we vanavond van The Shady Greys. We kunnen het niet helpen: bij opkomst worden we al meteen verliefd op het garagerock-/bluesduo uit Amsterdam. Alsof twee arme schooiers rechtstreeks uit een aftands trailerpark op visite komen bij hun stijfdeftige oom en zijn statige huiskamer tot een garage ombouwen. Zij zit op een cajon en aan haar vertrapte gympies hangen de drums, in de vorm van doe-het-zelf-voetpercussie. Hij mist drie voortanden en heeft een elektrische gitaar onder z’n meurende oksel.

Wat volgt is een half dozijn razende garagesongs waar je harder van gaat rijden, lopen en drinken. In een benijdenswaardige combinatie van samenspel, precisie en brute kracht bouwt het powerduo aan de ene na de andere compacte track en deelt hier en daar een flinke oorvijg uit met een overstuurd gitaartje. Niet slepend voor de Incubate-originaliteitsprijs, maar wel een van de vettigste en smerigste acts die we vanavond gezien hebben. Met gruizige riffs, grommende, overstuurde vocalen en een jakkerend pedaaltje dat de boel bijtijds komt opfucken. De som der delen zijn uitstekende, vol plezier gebrachte slackersongs. Lekker ongecompliceerd smerig, zonder dat het een boodschap of onmiddellijk nut moet hebben. Keurige vijftigers knikken goedkeurend mee - The Shady Greys is er voor iedereen. (LV)

Heads.: Kauw op een kitten

In een goed gevulde Cul heeft het Duitse trio Heads., gehuld in stemmig zwart, excellente sludgerock voor ons in petto - het soort dat de grond onder je voeten wegslaat.
Eerst moeten we een hele song lang geduld hebben voordat we de frontman horen zingen - als hij na een minuut of vijf eindelijk aan een knopje draait, is hij alomtegenwoordig en kunnen we genieten van zijn ijzig melancholische stem, de bromvlieg in zijn keel, het manische tintje dat hij het gitzwarte Chewing on Kittens meegeeft. Het bezorgt ons kippenvel waar je een mes aan kunt slijpen.

Bovendien past het goed bij de ijskoude moordriffs aan de andere kant van de geluidsmuur. Verder horen we bakken distortion, een stevig portie zelfmedelijden gecamoufleerd door oergebul, en - vooral - heel veel no-nonsense lawaai dat alle wijzertjes in het rood jaagt.
Bindteksten? Duren te lang, drie kwartier is al zo kort. Wanneer de Heads.-frontman enkele zinnetjes uit zijn strot knijpt wordt duidelijk waarom: zijn Duits accent is zo dik, dat je er behoorlijke planken van kunt zagen.

Een dansje alsook headbangen lukt trouwens allebei prima. Heads. maakt haar muziek toegankelijk door het aan elkaar te lijmen met flarden melodie en een minimale structuur. Ook al heeft de doorgewinterde Incubate-bezoeker ongetwijfeld meer dan voldoende eelt op de buis om deze orkaan zonder al te veel kleerscheuren uit te zitten. (LV)

Thaw ontdooit Jupiler zaal

Thaw is Engels voor dooi. Wat dat betreft weet dit Poolse collectief zijn naam uitstekend waar te maken: in de namiddag wordt het publiek stevig opgewarmd door kundige blackmetal waar mysterieuze drone-invloeden doorheen sijpelen. Wat dat ‘drone’ precies inhoudt? Aan elkaar gebreide tonen die harmonisch en herhaaldelijk op de luisteraar worden afgevuurd en nogal minimalistisch aandoen. Het is even wennen, want die bubbly-geluidjes klinken vooral schattig vergeleken met de loeiharde metal. Dat wennen gebeurt gelukkig al snel: met name vooraan wordt flink gemosht en dat terwijl het in hoodies gehulde vijftal op het podium amper een vin verroert. Thaw is omringd door rook en op muzikaal vlak doortrokken van mysterie. Tijdens een instrumentale outro lijkt de toetsenist zelfs te zijn onthoofd doordat zijn voorovergebogen harses opgaat in zijn in het zwart gehulde romp. Of het expres is, valt moeilijk te peilen, maar het is in elk geval een bijdrage aan een toch al duister geheel. Die stille, doch interessante performance doet niets af aan het muzikale gedeelte: gitaarriffs zijn precies goed getimed en met name de drumpartijen hebben een heel prettige, illustere flair. De grunts zijn al net zo vaardig en tillen een afwisselende set (van snelle black metal tot slome drone) naar een hoger niveau. Thaw gebruikt de Jupiler zaal als persoonlijke stoomcabine en trekt zich pas terug als alle toeschouwers echt – maar dan ook echt – ontdooid zijn. En dat is precies wat een Incubate-waardige metalband hoort te doen. (EvdV)

VMO: Verwarrend, Metal en Oorverdovend

Het is net als een middelbaar schoolgala binnenlopen in je spijkerbroek omdat niemand het thema normaal gesproken serieus neemt – maar toevallig vandaag wel. Sta je dan in je gescheurde jeans met een cola in je hand, ongemakkelijk te lachen naar je al net zo casual-geklede date omdat meteen weer weggaan ook zo obvious is.

VMO (Violent Magic Orchestra) is wat dat betreft het onverwachtse gala van de metal. Bij black metal en elektronisch verwachtte ondergetekende toch een beetje een soort overschatte babymetal-achtige band (VMO is afkomstig uit Japan) aan te treffen die met de nodige bliepjes en onverstaanbaarheid een leuke achtergrondband is voor mensen die vooral bier komen drinken. Toch schreef Incubate op de website niet voor niets het genre ‘weird’ toe aan de metalformatie.

Terwijl een combinatie van industriële invloeden, hysterisch geschreeuw en oorverdovende (zelfs achterin: au!) metal door de Little Devil galmt, gaat het publiek al net zo hysterisch uit z’n dak. Op het podium presenteert de band zich als een stel doodsbleke lijken dat met veel gezwaai en kangaroe-achtige sprongen vooral heel erg zijn best doet om op te vallen. Dat is prima, het publiek vindt het leuk maar na een (gelukkig) korte show sta ik nog vijf minuten met piepende oortjes en een hele nare nasmaak sip naar het podium te staren. Bepaald geen middelbaar schoolgala, wel precies zo gewelddadig en magisch als de naam doet vermoeden. (EvdV)

Orkaan Boris rommelig, maar o zo lekker

Het is jammer dat in 2017 Orkaan 'B' de naam draagt van 'Bret', want iedereen die bij het optreden van Boris is op Incubate, kan beamen dat die naam beter had gepast. Het Japanse trio laat werkelijk niets heel van de Jupiler Zaal in 013, met dank aan cultklassieker Pink uit 2005 dat hier niet integraal wordt uitgevoerd, maar in een ietwat gehusselde vorm.

Zo trapt het drietal af met drietrapsraket 'Blackout', 'Pink' en 'Woman On The Screen'. De ronduit medogenloze sludge en noise die de ruimte in wordt geslingerd, gaat met het nummer harder en heftiger, tot niemand meer vel op de botten heeft zitten. Pas bij 'Nothing Special' kunnen we de stukjes vlees weer oprapen en horen we dat Boris ook niet bepaald feilloos is: de uitvoering van sommige liedjes laat nog wat te wensen over door een zekere mate van rommeligheid. Dat zie je ook aan het asynchroon headbangen van een goedgevulde Jupiler Zaal.

Storend is ook dat de basdrum veel harder staat in verhouding tot de rest van het drumstel. Zo wordt de toch al logge muziek minder voorzien van nuances die af en toe nodig zijn. Zo niet de rookmachine: die draait overuren en dat werkt sfeerversterkend, voornamelijk omdat de indruk wordt gewekt dat de versterkers in de hens staan. En dat past wel bij Boris, dat het maximale vraagt van de apparatuur en met albumopener 'Farewell' het concert afsluit. (BvD)

Dead Neanderthals is niet te bevatten

Naast Extase zit Café de Kok. Je bent er vast wel eens langsgelopen: 's zomers staan er kale mannen in strakke witte t-shirts buiten te bulderen van het lachen, in deze decemberdagen moet je het als voorbijganger doen met de door deuren en ramen gedempte klanken en gesmoorde lichten. Gaat de deur toevallig open, net wanneer je richting Extase stiefelt voor een spannende Incubate-act, dan word je voor een fractie van een seconde overmeesterd door jolige volksmuziekklanken van Tony Willé of Willem Barth, een sterke geur van cologne en flitsen van roze en groen.

Het is zo'n tent waar je tegelijkertijd heel graag uit pure nieuwsgierigheid een keer naarbinnen zou willen, maar ook niet dood gevonden zou willen worden. Want al zou je er de hele avond met open vizier vertoeven, je zult je altijd buitenstaander voelen, ongenode gast op een dansvloer vol ingewijden. Je wil ze begrijpen, je vastklampen aan wat je wél gemeenschappelijk hebt, maar voelt je ontregeld, en bent tegelijkertijd degene die ontregelt.

Waarom ik dit vertel? Nou, aan de andere kant van de muur speelt deze zondagavond Dead Neanderthals. Dat is een vaste Incubate-klant die klinkt als een blender waar freejazz, noise en grindcore driftig in rondstuiteren tijdens een onafgebroken jam van een halfuur. En dat voelt dus exact hetzelfde. (FV)

Doodeng en imposant Wrekmeister Harmonies sluit Incubate waardig af

Hij houdt niet van half werk, J.R. Robinson van Wrekmeister Harmonies. Zijn albums zijn stuk voor stuk minutieus rond een sterk thema gebouwd, aan het voorlaatste werkte een waar sterrenensemble van liefst dertig muzikanten (uit oa Einstürzende Neubauten, Cave en Mind Over Mirrors) werkte mee aan zijn laatste album, en ook live verzamelt hij de crème de la crème om zich heen. Zo werd hij bij het toeren in Amerika nog vergezeld door leden van Godspeed You! Black Emperor. Geen verrassing dus dat ook in Extase dat perfectionistische oog voor detail van begin tot eind de boventoon voert.

Ergens laverend tussen doommetal en postrock bouwt de groep steeds met ongekende precisie naar een doodenge climax. Daarbij eist over die loodzware gitaardreunen steeds vooral het samenspel tussen steelguitar en viool de hoofdrol op, elkaar steeds opstuwend met aanzwellende dissonante klanken. Alsof de doden uit St. Saëns' 'Danse Macabre' opnieuw tot leven worden gewekt. Het is een recept dat een uur lang steeds met een ander sausje wordt geserveerd, maar wat blijkt het een gouden formule. Een imposante set, waarmee Incubate (hopelijk slechts wat betreft dit jaar) een waardige afsluiter krijgt. (FV)