Een band of brothers

Interview met de Christoffels

Tekst: Ruben Eijsink. Foto's: Marieke Waalwijk. ,

De termen ‘Christoffel broertjes’ of de ‘gebroeders Christoffel’ komen regelmatig voorbij in de artikelen van 3voor12/Overijssel. Best opmerkelijk dat drie jongens uit het zelfde nest het allemaal zo goed doen in verschillende bandjes. Reden genoeg om eens langs de tijdlijn te wandelen met deze muzikale Enschedeërs.

Kenneth, Sem en Luke Christoffel zijn niet meer weg te denken in de scene van Enschede en omstreken. Ze spelen in meerdere bands waarvan de bekendste The Road Home en Stefany June zijn. Wie zijn deze jongens eigenlijk? Hoe is de passie voor muziek en in een band spelen ontstaan? Met je broer(s) in de band spelen, is dat anders dan normaal? En wat vind je sociale omgeving ervan als muziek op één staat? Om op die vragen antwoord te krijgen, ging ik eens met de broers om de tafel zitten. Het werd de hoogste tijd om op haast Ivo Niehe-achtige wijze in de geschiedenis van de Christoffels te duiken. 
“Als je op het podium staat ben je niet bewust bezig met de familierelatie. Dan ben je gewoon vrienden die lol aan het trappen zijn.”

Kennismaking met muziek
Na even graven weet Kenneth weer op welke muziek hij zijn eerste danspasjes waagde: “Als klein ventje van twee jaar ging ik altijd dansen op Guns 'n Roses, dat lieten mijn ouders weleens zien op een homevideo. Dat weet ik niet meer bewust.” Zijn broertje Luke vult aan: “Nu kun je niet meer dansen”. Na kort gegrinnik vervolgt Kenneth: “Ook herinner ik de dingen die je hoorde in de auto op vakantie. Veel Michael Jackson en The Beatles. Toen ik een jaar of 10 of 11 was, ben ik zelf muziek gaan kopen. Dat was de periode dat ik echt bewust met muziek bezig ging.”

Luke was ook al snel geïnfecteerd met het virus: “Ik maakte vaak compilaties. Ik heb weleens een CDtje gemaakt met een mooi getekende voorkant. Daar stond dan Elvis Presley op. Met drummen begon ik toen ik 11 was. Ik kreeg vaak muziek mee van Kenneth, wat hij allemaal luisterde trok mijn aandacht. Hij was toen al een jaar of 15. Bij Kenneth is het altijd de punkrock geweest, bij mij ook vooral de jaren “50 muziek. De allereerste band die het echt voor mij deed en waar ik veel van spaarde is KISS. Dat was een band waar ik tegenop keek.”

De middelste broer Sem hoorde spannende muziek uit de kamer van zijn grote broer komen en werd nieuwsgierig: “Kenneth liet mij een nummer horen van Rancid en dat vond ik helemaal te gek. Later ging ik ook andere muziek luisteren dan punk. Op een gegeven moment vond ik een Jimi Hendrix plaat van mijn pa. Ik kende het nog niet en hij was blijkbaar legendarisch, dus ik wou gewoon eens kijken wat er nou zo lijp aan moest zijn. Toen dacht ik echt: Fuck, dit is echt te gek!”. Later kwamen die Hendrix invloeden nog goed van pas bij ‘The Tommycats’ waarin hij samen met Luke en Kevin Stunnenberg speelde. Laatstgenoemde maakt inmiddels furore met ‘Birth Of Joy’.

Pionierswerk
Kenneth was de muzikale motor bij de gebroeders Christoffel. Als oudste zoon (nog maar een jaar of 10/11) heeft hij een leidende rol op het gebied van muzikale kennis. Hij introduceerde de punkrock in de familie. Die pioniersfunctie droeg hij met plezier.
“Naar de Heideroosjes luisteren heb ik echt niet van mijn ouders”, vertelt Kenneth op bevlogen wijze. “In die periode, in groep 7/8, ging ik met vriendjes naar The Music Store (die was er toen nog). Daar gingen we dan luisteren naar bands als de Heideroosjes. In die tijd was “Iedereen Is Gek” een redelijk bekende single. De clip kwam ook regelmatig voorbij op TMF. Ik raakte geïnteresseerd in het genre. Niet lang daarna kwam ik terecht bij ‘The Offspring’. Dan koop je een keer een ‘punk-o-rama’ (verzamelcd van punklabel Epitaph, red.) en kom je in aanraking met bands als ‘NOFX’ en Rancid. Dan begint de bal te rollen.” 

Inspiratie

In eerste instantie rolde de bal vaker op een sportveld. De broers waren allemaal sportief aangelegd en niet echt bezig met het spelen in een band. Kenneth mocht dan wel graag naar punkrock luisteren en Heideroosjes shows bezoeken, het duurde even voordat de gitaar om de nek hing.

Een tip van één van de ouders gaf de doorslag: “Eigenlijk waren we sportjongens”, legt Kenneth uit. “We deden aan basketbal en voetbal. Op een gegeven moment kwam mijn vader aanzetten met een wijkkrant met daarin een oproep voor een nieuw project van de muziekschool. Je kon meteen in een band spelen. Of dat niet iets voor mij was, ik luisterde toch altijd naar bands. Het was erg laagdrempelig: Je komt meteen in een band. Je hoeft niet de hele dag toonladders te leren. Je wilt spelen en optreden. We konden de muziek spelen die we wilden, dus we coverden altijd punkrockbands.”

In een band
Kenneth ging dus gitaarspelen. Z'n broertjes hebben er niet bij stilgestaan dat ze het zelfde instrument konden gaan bespelen. Sem: “Ik ging dan maar basgitaar spelen. Ik wist in eerste instantie ook niet precies wat dat inhield. Luke vult met enthousiasme aan: “Voor mij ging het zo van: Er is al een gitaar en een basgitaar. Dan ga ik inderdaad wel drummen.” 
Op de vraag over wat er is blijven hangen aan muziekschoolwijsheden antwoordt Kenneth resoluut: “Niet veel. Ik durf niet te zeggen dat we toen hele goede bandcoaching hebben gehad. We gingen samen nummers uitzoeken en dat vervolgens thuis oefenenen. De bandcoach was er meer als oppas.” 

Was dit misschien een goede aanpak om een potentiële DIY geest los te maken? De minimale begeleiding vormde in ieder geval de kiem van een tamelijk succesvolle band. ‘The Tommycats’ zijn begonnen op de muziekschool.” zegt Sem, vaak sprekend op bedachtzame en timide toon, in tegenstelling tot zijn meer uitbundige broers. Zijn goedlachse jongere broertje springt bij: “Kevin (Stunnenberg, red.) speelde altijd eigen liedjes tussendoor tijdens de bandcoaching”, aldus Luke. “Het duurde vanaf dat moment niet lang totdat we bedachten dat we daar weg wilden en onze eigen band wilden beginnen. Er staat mij ook niet bij de dat ik daar heel veel geleerd heb. Je hebt er veel gespeeld. Het was goed voor de ervaring.”.

Als Kenneth benadrukt dat het eigenlijk ging om de kans om samen in een band te spelen, concludeert Sem: “Wij hadden de mogelijkheid om samen muziek te maken. Er was een ruimte voor. Er stond apparatuur. Er was een coach die rondliep. Het meeste hebben we erna geleerd.”

Wat als..
Dat klinkt als een goede voedingsbodem voor een band, en dat was het waarschijnlijk ook. Toch dient de vraag zich aan: Als deze Enschede jongens niet in aanraking waren gekomen met dit bandcoaching project van de muziekschool, hoe hadden hun levens er dan nu uitgezien? Een leven op de begane grond en niet op het podium? In koor antwoorden de Christoffels dat hun leven er anders uit had gezien. Sem legt uit: “Zonder de platen en invloeden natuurlijk ook. Ik heb er eigenlijk nooit over nagedacht hoe het anders had kunnen zijn. Het is moeilijk te zeggen. Ik ben begonnen dankzij Kenneth. Als hij niet was begonnen met gitaarspelen en niet naar zulke bands luisterde, had ik dat misschien ook niet gedaan.” Opeens komt Sem met een gedachte op de proppen: “We hebben de gitaren gekregen van onze opa die kwam te overlijden. Toen was Kenneth 16 jaar.” Kenneth: “Dan was het waarschijnlijk wel gebeurd.”

En met gebeuren bedoelt hij: De trigger om in bands te willen spelen zou zich hoe dan ook een keer hebben aangediend. Als je de broers, al dan niet deels met elkaar, bezig ziet op een podium, kan het toch bijna niet anders? Kenneth wil het toch nog even nuanceren: “Misschien waren die gitaren wel niet naar ons gegaan, als we niet zo intensief met muziek bezig waren. Ik vind het moeilijk, maar ben blij dat het allemaal zo gegaan is.”

Broers
Voorbestemd, toeval, omstandigheden. Het maakt allemaal niet uit. De familie Christoffel is eigenlijk altijd minstens in één band met meerdere broers vertegenwoordigd geweest. Ze hebben een grote bijdrage geleverd aan de kleine punkrock scene van Enschede en omstreken. Hoe bevalt dat eigenlijk om met je broer(s) in een band te spelen?
“We zijn drie beste vrienden en broers”, zegt Kenneth. “We zijn altijd bij elkaar in bands beland, nooit echt heel bewust.” Sem vult aan: “Je weet wat je hebt aan broers. Je kunt erop vertrouwen dat dingen gebeuren. Je weet hoe je elkaar het best kan aanspreken en hoe je het over wil laten komen. En hoe het ontvangen wordt. Bij andere mensen is dat heel anders. Als je op het podium staat, ben je niet bewust bezig met de familierelatie. Dan ben je gewoon vrienden die lol aan het trappen zijn.”

Op de vraag hoe anderen bandleden de “band of brothers” ervaren, antwoordt Luke: “Het telt wel mee. Dat is soms best een beetje intimiderend voor hen denk ik. Als broers praten wij best concreet. Wij hebben aan een half woord genoeg.” Als Christoffel niet je achternaam is, moet je daar wel tegen kunnen dus. De oudste broer wil er nog iets over kwijt: “Je krijgt wel een beetje front”, geeft Kenneth toe. “Soms praat je net wat steviger. Dat kan voor de andere twee leden van The Road Home soms raar overkomen. Dat komt ook omdat we wat meer ervaring hebben met het spelen in bands. Niet alleen omdat we broers zijn.”

Punkrock, familie en vrienden
Wie weleens bij concerten van ‘Wreckyard’, ‘The Tommycats’, ‘The Road Home’ of ‘Stefany June’ is geweest, zag bijna altijd de trotse ouders staan. Vaak woord voor woord meezingend. Met groot respect spreken de broers over hun ouders. Sem: “Onze ouders brachten ons altijd, ze komen altijd kijken. Het zijn onze trouwste fans.” Kenneth: “Ze hebben alijd een mening over de muziek, maar ze vinden de muziek ook oprecht mooi.” Luke: “We hebben de drive van onze ouders meegekregen. We moesten werken voor onze gitaren en drumstel. Als je iets wil doen, moet je er zelf voor gaan.”

De DIY-instelling thuis met de paplepel ingegoten gekregen en als bandje de kans krijgen om alles zoveel mogelijk zelf te doen en uit te zoeken. Een aantal aanmoedigende omstandigheden waardoor de Christoffels nu zo goed bezig zijn. The Road Home speelt zoveel ze kunnen en zijn langzaamaan een steeds bekendere naam aan het worden in club- en festivalcircuit. ‘Stefany June" (met Sem op basgitaar) krijgt behoorlijk veel airplay op 3FM, doen voorprogramma's van de grotere bands en zijn bezig om zieltjes te winnen in Duitsland. Kortom: de broers zijn er maar druk mee. Als je ze vraagt of ze liever financiële zekerheid in de vorm van een vaste baan willen óf een life on the road nastreven en kijken waar het schip strandt, kiezen ze zonder nadenken voor het laatste. Gaat de muziek ten koste van alles?

Sem: “Muziek staat op nummer één. Soms is dat moeilijk te accepten voor een geliefde of vrienden.” Luke is er realistisch en nuchter over: “It comes with the job. soms is het heftig voor vrienden en vriendin. Je bent altijd bezig en vaak weg. We hebben jonge nichtjes en je mist veel verjaardagen. Als we met de hele familie bij elkaar komen en je ziet ze lopen en praten, terwijl je ze alleen als baby kent. Dan is dat is best raar. Verder moet je gewoon van dit muzikanten leven genieten."

Jeugd vs. toekomst
Welk aspect van uit de tienerjaren neem je voor altijd mee? Sem geeft vastberaden antwoord: “Doen wat je wil en niks aantrekken van wat een ander daarvan vindt. Mensen riepen ons vaak na met woorden als junkie of alto (Sem had een hanekam, en een coole punkoutfit). Ik vond het gewoon super lijp om er zo uit te zien. Doen wat je zelf wil, dat is nooit veranderd bij mij. Ik heb nog steeds dat mensen mij weleens gek aankijken. 
Kenneth eindigt met wijze woorden: “Je wordt wijzer en je neemt misschien eerder iets van iemand aan omdat je nu iets minder koppig bent. Ik denk dat we daar aardig vroeg in zijn gevormd.”