#zc14 Globelicious route zaterdag 26 juli 2014

Voor een nodige dosis blues

Tekst: Harold Broedelet, Rik de Winter | Foto's: Bernard Bodt, John Boerdam, Rob Rutgers ,

Inmiddels is de tweede dag van de Zwarte Cross aangebroken. Bij start van het festival vallen nog wat druppels regen, maar de rest van de dag is het droog en aangenaam warm. De zaterdag is druk bezocht, voor diverse podia staat het afgeladen vol met mensen. Vandaag staat in de globelicious-route vooral de bluesmuziek centraal. Het festival heeft veel te bieden op het gebied van deze muziekstijl. Hieronder volgt een mooie selectie van de zaterdag.

De Bayou steekt er met kop en schouders bovenuit als het gaat om “the place to hear blues”. Eerste band van de dag zijn de heren van Giant Tiger Hooch. Het publiek staat in spanning te wachten tot er iemand met een tas met daarin een trommel de Bayou binnen sprint. Vier files en een auto-ongeluk tussen Amsterdam en Lichtenvoorde is het excuus om een half uur te laat te beginnen. Een bandlid roept: “soundchecken is voor mietjes.” Ze beginnen, na kort op te bouwen, aan de set. Er is, naast de ritmesectie, een hollowback gitaar, een gitarist met een koperen pijpje om zijn vinger, en een hyperactieve gast met een mondharmonica. Dan ben je op de Bayou dus exact op de juiste plek. De band speelt nummers met veel country- en bluesinvloeden, maar is vooral erg rock-'n-roll. De set wordt sympathiek ingekleed met een hoop Amsterdams geouwehoer. De mondharmonicaspeler roept dat hij in één nummer twee harmonica's naar de “kanker” heeft geholpen. De zanger geeft aan “dat niet zo'n leuk woord” te vinden. De bassist stelt voor of het ook een “klein griepje” mag zijn. Het zijn grappige jongens.

De zanger vraagt of er nog verzoekjes zijn. Ene Pascal stapt de obscuriteit uit en loopt naar het podium. Zijn verzoekje zal aan het einde van de set worden ingewilligd. Hij mag het podium opkomen om het laatste nummer, met een biertje in de hand, mee te zingen. Een geslaagd experiment: het publiek is uitzinnig. Een andere willekeurige bezoeker van het festival komt de bassist uit de brand helpen met een vuurtje voor zijn peuk. Ze moeten het heus niet alleen hebben van de sympathie, want het is echt een vette band. Maar goeie muziek ligt op dit festival voor het oprapen, en door de leuke praatjes en het contact met het publiek hebben ze net weer een streepje voor. Giant Tiger Hooch maakt korte metten met de mythe dan soundchecken een ding is.

Enkele uren later staat er een man op de veranda met een tuinbroek en een cowboyhoed. Dit schept de verwachting dat de volgende band zichzelf niet te serieus neemt. Deze man is de bassist van Rusty Roots. De knappe zanger ziet er hipper uit. Een strak colbertje over een witte bloes waar zijn getatoeëerde borsthaar net bovenuit steekt. Ze draaien een set af van dezelfde soort bluesrock die onze ouders luisterden. Classic rock volgens de lesplaatjes. Muziek waar niemand last van heeft bij het consumeren van een biertje. De zanger praat de set in Elvisachtig Engels aan elkaar, hoewel de man Jan Bas heet en uit Vlaanderen komt. In het Nederlands maakt hij zich beter verstaanbaar.
De solist maakt nog wat van de set, maar er is niks dat we niet al eerder gehoord hebben in een willekeurige kroeg op zaterdagavond. Het publiek lijkt het meest te reageren op de slow-blues opgebouwd naar een climax. Als de mensen echter worden aangespoord tot meeklappen, is er een stuk minder respons.

En van de Bayou-weide door naar het hoofdpodium waar Seasick Steve staat te spelen samen met zijn even grijze drummer. Hij heeft uitzicht op een weiland vol boeren die willen zien waar iedereen zich nou zo druk over maakt. Seasick Steve begint aan een set van smerige hipshaking blues. Zoals we vaker gezien hebben, haalt Steve voor elk nummer een andere gitaar tevoorschijn. Sommigen nog afgeragder dan de andere. De songs gaan over zijn leven, over moordneigingen, armoede en een simpel maar hard leven. Na elk nummer maakt Steve een beleefde buiging naar het publiek. Hij is zichtbaar onder de indruk van het grote festival.
Het duo klinkt gigantisch. De dynamische drums met veel maatwisselingen maken de nummers spannend en vet. Vanwege de verschillende gitaren klinkt elk lied uniek en is het optreden boeiend om te zien. Hij heeft bijvoorbeeld een gitaar van een wasbordje gemaakt en eentje van wieldoppen. De teksten komen recht uit het hart, de lever en de nieren en de boertige uitstraling maakt Steve de perfecte act voor de Zwarte Cross.
Steve maakt nog mooie complimenten aan DeWolff. Hij waande zich zowaar terug in de jaren 60 en dacht dat er ergens een oude plaat op stond. Hij complimenteerde Nederland met de goede acts die hier voort worden gebracht. Seasick Steve mag dus terugkomen.

Van het hoofdpodium reizen we weer terug naar de vertrouwde Bayou-weide voor “een armzalig goed bandje”. Deze woorden zijn te vinden op de website van Poor John. Het is voor meerdere uitleg vatbaar. Niet alleen door de bandnaam, maar ook omdat het om een duo gaat. De broers Jacco en Lennard Kiezenbrink uit het Twentse Hengevelde spelen met zijn tweeën alsof ze een viermansband zijn. Jacco, die door een ongeluk aan zijn rechterhand alleen nog zijn duim over heeft, zingt, speelt gitaar en mondharmonica én met zijn voet de hi-hat. Broer Lennard bespeelt de basgitaar, zijn eigengemaakte drumkit (snare én bassdrum) en zingt ook. Dat vraagt om een perfecte lichaamscoördinatie, niet alleen bij Jacco en Lennard afzonderlijk maar ook in het samenspel.

Afijn, genoeg over het technische vermogen van de Kiezenbrink-brothers. Hun optreden is één groot spektakelstuk. “Wij zijn Poor John,” kondigt Jacco aan. Het publiek reageert ogenschijnlijk lauw. “Succes ermee dan.” Meteen wordt de beuk erin gegooid met oude rock-‘n-rollnummers als Come On Everybody en Buzz-Buzz-A-Diddle-It. Voor het podium verandert het in één kolkende mensenmassa. Iedereen gaat los. Een traptrede is inmiddels bezweken door het enthousiaste geswing. Het gekkebekkentrekken van Poor John werkt aanstekelijk op de toeschouwers. Partysucces gegarandeerd. De stagedive van een fan eindigt helaas te vroeg, keurig in de armen van zijn vrienden. Jacco en Lennard weten hoe ze een feestje moeten bouwen. Pas na drie toegiften is het spetterende optreden voorbij. “Ik zie dat iedereen een biertje heeft en blij is. Dan is het goed.” Jacco heeft helemaal gelijk. Er is geen andere band die beter op de Zwarte Cross past dan Poor John.

Voor de afsluiter van de Globelicious-route van de zaterdag backpacken we nog een laatste maal af naar het hoofdpodium. Eén zwaluw maakt nog geen zomer. Hoewel het inmiddels weer prachtig zomerweer is geworden, is dat niet de verdienste van The Fratellis. De Schotse alternatieverockband heeft weliswaar één ep en drie albums uitgebracht, echt doorgebroken in Nederland zijn ze niet. Pseudobroers Jon, Barry en Mince moeten het doen met die ene hit, Chelsea Dagger. Dat is ook het enige nummer waarop de vele toeschouwers voor de mainstage losgaan, want voor de rest is er weinig actie. Zelfs het applaus is zeer spaarzaam. Aan het muzikale vermogen van de Schotten ligt het niet, want het klinkt prima. Misschien zelfs te glad. Nee, voor een feestje moet je niet bij The Fratellis zijn. Maar om ze te bestempelen tot eendagsvlieg gaat ook te ver. Daarvoor zijn ze te goed. Volgende keer beter.