STRP 2010 en het geheime wapen van Soulwax

Van joystick elektronica tot Goose en Ron Jeremy

Tekst Ivo Victoria, foto's Willie Kerkhof ,

Ivo Victoria dompelt zich onder in de laatste STRP-festivaldag, die grotendeels draait rond het circus van de Dewaele broertjes: Soulwaxmas, waar de Vlaamse grootvorsten van de mash-up de nodige gasten voor genood hebben. En wat is een Physiognomic Scrutinizer eigenlijk?

Van joystick elektronica tot Goose en Ron Jeremy

Ivo Victoria dompelt zich onder in de laatste festivaldag van STRP, die grotendeels draait rond het circus van de Dewaele broertjes: Soulwaxmas, waar de Vlaamse grootvorsten van de mash-up de nodige gasten voor genood hebben. En wat is een Physiognomic Scrutinizer eigenlijk?

In het Light Café, de enige oase van rust op het STRP Festival, zit Toktek op een stoel omringd door een gammele pick-up, twee joysticks, een melodica, wat mengpanelen van onduidelijk allooi en een oude macbook. Als een verstrooide professor met Parkinson draait hij aan knopjes, drukt op toetsen en verzint zo de meest wonderlijke geluidscollages. Even verderop is de Physiognomic Scrutinizer al de hele week een publiekslieveling: je staat voor een douanepoortje, een camera scant je gezicht en identificeert je als een legendarische misdadiger of gek. Het zijn dit soort verrassingen die een fijne festivalavond onderscheiden van een regulier avondje dansen en dat weten ze bij STRP als geen ander.

Het is druk, heel druk, en het publiek is jong en hip. Dat heeft Cursed P, die de avond in de kleine zaal mag inluiden goed begrepen, want hij trekt de boel meteen op gang met een feestelijke set. Nog voor de deuren van de grote zaal open zwaaien voor de hoogmis van de broertjes Dewaele - Soulwaxmas - gaan de voetjes al vrolijk van de vloer.

Ja, die dekselse Dewaele broertjes. Hoe zou het daarmee zijn? Rond de eeuwwisseling was uw reporter vier jaar lang in dienst van Circus Soulwax. Bij platenmaatschappij PIAS noemden ze mij product manager, maar in feite was ik gewoon loopjongen. En hard dat ik gelopen heb. En graag. Vlak na het verschijnen van Much Against Everyone's Advice kwam de manager van Soulwax het kantoor inlopen met een CDR. Daarop stond een mash-up van Britney Spears met Survivor en AC/DC. Ik heb hem thuis nog liggen. Wij waren flabbergasted, dit hadden we nog nooit gehoord. Het was 1999. Soulwax had nog maar net door dat ze al bij al toch geen reïncarnatie van Led Zeppelin waren en achter de draaitafels noemden ze zich nog The Flying Dewaele Brothers.

Onlangs zette ik dat cd'tje nog eens op. Slecht, man! Een onhandig gemixte uitvoering van een heel goed idee. En daar gaat het om. Want tien jaar later heeft Soulwax zichzelf meer dan eens opnieuw uitgevonden en het was altijd, altijd een goed idee dat aan de basis lag. Dat, en goede smaak en een encyclopedische muziekkennis én, ondertussen, ook de technische vaardigheid om een en ander op opwindende wijze uit te voeren. Het resultaat mag er, zowel in artistiek opzicht, als carrièrematig meer dan wezen. De laatste keer dat ik de heren bezig zag, stond ik in de frontstage van een euforische dancetent op het Californische Coachella Festival. Naast mij stond Tommy Lee. Dus.

Maar genoeg melancholie. Wie hebben de heren vanavond meegebracht? Nou, het duo The Living Islands bijvoorbeeld. Klassieke jaren tachtig electropop, aangelengd met wat house. Jammer dat ze de songs thuis hadden laten liggen. Of Egotroopers: een even piepjong (14 en 17 lentes oud) als onschuldig DJ-duo dat tot jolijt van het publiek fris van de lever weg draait. Maar er gebeurt pas écht wat wanneer Goose het podium mag betreden. Vorige week verdwaalden ze nog in het voorprogramma van Underworld in de HMH, maar nu voeren ze het publiek met een korte, verschroeiende set, naar het eerste hoogtepunt van de Soulwax line-up. Ooit zag ik leden van Goose in de finale van de Belgische talentenjacht Humo's Rock Rally onder de naam Loamy Soil een poging doen de nieuwe AC/DC te worden. Het kan verkeren. Nu zie ik met een glimlach hoe ze aan het eind van hun stomende electro-trip de keyboards inruilen voor elektrische gitaren om te eindigen als een punkband from hell. Goed hoor.

En dan de meesters zelf. Eerst in bandbezetting, met ouwe getrouwe Stefaan van Leuven op bas en Steve Slingeneyer - de Belgische Animal - op drums. Vanaf de eerste noot gaat de zaal los. En terecht. Ik heb dit al zo vaak gezien en toch sta ik twintig minuten lang met open mond te gapen en me af te vragen wat nu het verschil maakt. Waarom is dit nu zoveel beter dan wat ik de afgelopen week gezien heb? En dan voel ik mijn benen in beweging komen en mijn heupen gaan wiegen, ik klik met mijn vingers en ik weet het: het swingt. En dat schijnt niemand meer te doen in danceland, of toch alleszins niet op STRP. Bijna alles wat ik deze week zag was koud, en hard, als metaal. En ook Soulwax gaat hard maar hun beats zijn warmer, subtieler en hun synths zijn slim en geestig. Er zit niet alleen ritme in de songs, maar ook in het hele concert; ze hebben het lef om het stil te leggen, om het te vertragen, te versnellen, kortom, ze spelen met gevoel en met humor en gevoelige jongens met humor, dat weten we allemaal: die zijn onweerstaanbaar.

En ook al zijn ze ondertussen iconen van de dance scene geworden, je hoort de voorbije vijftien jaar voorbij komen: de wilde drums van Led Zeppelin, de stomende bas van The Who, een flard Theme from Discothèque - het novelty hitje dat ze in 2001 onder de naam Samantha Fu scoorden - maar ook de song E-talking uit hun derde, misbegrepen bandalbum, de classic NY Excuse, het gaat maar door en het past allemaal naadloos in elkaar. En wanneer ze als 2manydj's in hun flashy discobooth plaatsnemen, wordt ook duidelijk waar ze het vandaan halen. Uit hun platenkast, die al veel langer dan vijftien jaar uitdijt. Fijne muziek maken begint bij fijne muziek luisteren en je zou willen dat meer mensen dat door hadden.

En zo krijgt STRP het uitzinnige hoogtepunt dat het verdient en kunnen wij niet anders dan vaststellen dat het festival wat de combinatie van avontuur, feest en experiment betreft in eigen land nauwelijks nog concurrentie hoeft te dulden. Rest mij slechts om, voor ik Eindhoven achter me laat, toch nog even in de Physiognomic Scrutinizer te springen. Ik word geïdentificeerd als Ron Jeremy. Het zal ook eens een keertje niet.