Afgelopen week verwelkomde St. Paul zijn miljoenste Pop-O-Matic-bezoeker, dus het werd eens tijd voor een goed gesprek. Over het alternative-tijdperk, draaien voor Anouk en zijn moeilijke jeugd. 'Muziek mag best gezellig zijn, maar het is ook pijn en ongemak. Ik zie het als mijn plicht dat ook een plek te geven.'

Hij is de dj die al achttien jaar lang iedere donderdagnacht voor circa duizend man draait op de Pop-O-Matic-avonden in Utrecht, en zo generatie na generatie aan ‘alternatief studentenpubliek’ voorbij heeft zien komen. Hij ziet als geen ander hoe dat publiek (zeg maar gerust: het instap-Lowlands-publiek) telkens weer van gezicht verandert, en hij heeft hele volksstromen een muzikale opvoeding gegeven. Van het allermooiste indiepopliedje via een soulballad naar een hiphopklassieker, en van een hedendaagse trap-banger door naar de rhythm and blues. In al die jaren heeft hij maar vijf edities gemist!

Hij is bovendien de High Fidelity-neuroot die zijn jaar gerust vat in veertig verschillende lijstjes en popquiz na popquiz wint, als hij ze niet zelf mag organiseren. Hij heeft zijn eigen stage op Best Kept Secret, zijn eigen feestje op Lowlands en een offline radioprogramma op Grasnapolsky, hij is gastheer van een avond vol klassieke muziek, hij eert oude helden met liefhebbersdansavonden, hij heeft een wekelijkse show op KXRadio, hij presenteert het hoofdpodium van Into The Great Wide Open en hij verzorgde ook nog eens de muziek van de Nationale Wetenschapsquiz. Hij heeft het woord ROMANTICUS met dikke blokletters op zijn voorhoofd staan. Hij is bovendien een beetje een outcast binnen het Nederlandse dj-gilde, omdat hij gitaren niet schuwt en ook af en toe best een hit wil draaien, als hij die goed weet te omlijsten.

Meer dan genoeg om over te praten dus, met Paul Nederveen (41) alias DJ St. Paul. En toch heeft hij eigenlijk nooit een groot interview gegeven. Het werd eens tijd om dat te doen, al is het maar omdat hij afgelopen donderdag de miljoenste bezoeker van Pop-O-Matic over de vloer kreeg, en daarmee een langlopende en supersuccesvolle dansavond heeft zoals geen enkele andere in Nederland.

Beknopte CV Paul Nederveen

1975 Geboren in Cuijk
1993-1998 dj bij De Swing in Nijmegen
1998-nu Pop-o-matic in Tivoli Oudegracht/TivoliVredenburg
1998-2009 Avond van het Kippenvel
2010 dj in de MaDiWoDo Show van Paul de Leeuw
2011-2015 muzikale redactie voor Nationale Wetenschapsquiz
2011-2014 mixtapes voor Met Michiel op 3FM
2013-nu host Stage Four op Best Kept Secret
2014-nu presentatie klassieke avond Pieces of Tomorrow

‘Welkom in mijn High Fidelity-huisje!’ Paul zegt het met een dikke grijns terwijl hij door zijn Utrechtse appartementje sjokt op deze brakke zondag. Op zijn bank ligt een discobol, even verderop een gouden plaat voor de miljoen bezoekers, natuurlijk staat er een stel CDJs en draaitafels, en verder is het een vrolijk rommeltje. Zijn archiefkamer bestaat eigenlijk gewoon uit twee muren vol stellages, met hier al zijn houseplaten, daar een hoekje soul, een paar rijen indie, overal hiphop en nog veel meer vinyl op de grond. Een duidelijke structuur zit er niet in, zoals hij ook memorabilia niet bepaald netjes heeft gearchiveerd. ‘Weet je waarom ik vrijwel geen interviews doe?’, vraagt hij tussen het rommelen door. ‘Ik heb geen manager die dat voor me regelt en ga ook niet met mezelf te koop lopen. Wist je dat ik ooit bij Ace heb gezeten, nu het boekingskantoor van Afrojack? Ik zat bij de eerste vier signings, waaronder ook Mr. Wix. Reed er zelfs zo’n mini-vrachtwagentje rond met mijn hoofd erop. Ik kreeg toen veel meer media-aandacht en hogere gages, maar werd er maar doodongelukkig van dat ik op zulke plastic feestjes stond, waar mensen helemaal niet op mijn soort muziek zaten te wachten. Sindsdien heb ik nooit meer een manager gehad. Effe zoeken, hoor…’ 

Hij scharrelt wat in dozen om op zoek te gaan naar het oude Ace-visitekaartje. Die vindt hij niet, maar wel tovert hij opeens een lanyard met het Anouk-logo te voorschijn. ‘Oh ja, dat was ook cool! Ik heb best vaak haar voorprogramma verzorgd, Kees de Koning had me gevraagd. In het GelreDome met Symphonica in Rosso was ik haar enige voorprogramma, stond ik opeens midden op dat gigantische podium te draaien totdat zij opkwam. Zo vet om te doen, het volume ging steeds harder dus de laatste drie kwartier was het echt knallen voor tienduizenden mensen, en dan wel met míjn muziek: van hiphop tot Ray Charles. Als laatste plaat draaide ik die Flume-remix van Disclosure, vol strijkers. Uit de tweede break mixte ik de Vier Jaargetijden van Vivaldi. Hahahaha! Suuuuuperbombastisch, larger than life en potsierlijk, maar ook iconisch. Ik deed voor het afgaan zelfs een buiginkje. Waarom ook niet?'

Paul begon zijn dj-carrière toen hij op zijn zeventiende vanuit Maastricht naar Nijmegen verhuisde, vertelt hij. ‘Heel maf ging dat. Ik draaide daarvoor altijd al op feestjes, letterlijk in een schuur voor een knipperend tl-licht, een lekke voetbal, een blaffende hond en twee vrienden die in een hoekje lagen te blowen. Ik deed dat niet en was wat geïrriteerd: zij lagen daar op de bank te versterven terwijl ik gewoon levensveranderende muziek stond te draaien!’ Hoe dan ook: op het studenten-introductiefeestje in Nijmegen was hij ook degene die de muziek aanzette op de oldschool stereo-toren. Daar werd hij aangesproken door een gast van de Nijmeegse discotheek De Swing. Of hij daar niet eens moest solliciteren. ‘Ik dacht: ben je helemaal gek geworden? Dat kan ik helemaal niet.’ 

St. Paul

Toch solliciteerde hij, een piepjonge muzikale hemelbestormer, er in 1993. Toevallig tegelijkertijd met Willem van Zeeland die later artistiek leider zou worden bij Tivoli Oudegracht, en nog later eindredacteur zou worden bij VPRO 3voor12. ‘We werden beiden aangenomen. Ik vooral op enthousiasme, ik kon nog helemaal niet mixen maar had altijd wel extreem de behoefte gehad om de muziek die ik mooi vind te delen. Helaas bestaat De Swing niet meer, maar je zou direct begrijpen waar ik vandaan kom: het was behalve maandag elke dag open. Zondag, dinsdag en woensdag waren “alternatief” – een woord dat nu niemand meer gebruikt – van Pixies en Sonic Youth tot A Tribe Called Quest, van The Posies en Joy Division tot Massive Attack en alle hiphop uit die tijd. Alles door elkaar, dat wel. De donderdag, vrijdag en zaterdag waren meer dance-georiënteerd en commerciëler. Als huis-dj moest je beide soort feestjes doen. Sommigen haalden hun neus daarvoor op, maar ik vond het fantastisch om op zaterdag hiphop en R&B te draaien. En je moet je beseffen: De Swing was een tent waar duizend man in paste, die iedere dinsdag ramvol was. Het was echt een andere tijd, het idee van “alternative” was best wel groot, en niet alleen voor een paar mannen met bril en baard die je allemaal bij naam kent. Er kwamen studenten, uiteraard, maar ook veel outcasts. Dan bedoel ik niet de hipster-variant, maar echt mensen waarvan ik het idee had dat ze geen dak boven het hoofd hadden en dacht: waar gaan ze naartoe zodra de deuren weer sluiten?’

In 1998 stopte hij er, en begon hij de Pop-O-Matic in Utrecht. Willem van Zeeland werkte inmiddels als programmeur bij Tivoli Oudegracht en zocht iets voor de donderdagnacht. ‘Of ik er geen ideeën over had? Bij mij ging meteen de verbeelding aan: ik had zo’n Pop-O-Matic-spel, dat is de koepel van Mens Erger Je Niet waar de dobbelstenen in zitten. Ik wilde al een tijdje een dansavond met die naam, een brede avond zonder regels. Willem wilde dat ik het met Gijsbert Kamer zou doen [inmiddels dé muziekcriticus voor de Volkskrant]. Hij bleek een muzikale soulmate, hij was echt een popcultuurfreak zoals ik. De eerste week hadden we 250 bezoekers, de tweede week 300, de derde 350. Na een halfjaar zat het vol, en het is altijd zo gebleven. Er waren natuurlijk veel studenten, maar ook diezelfde soort outcasts als ik uit De Swing kende, hiphopliefhebbers en een handvol skaters.’

'Voor mij is een goede set het verhaal van de jaren 50 tot nu, en hoe je van de rhythm and blues linksom via de rock ’n roll en punk bij de Black Lips uitkomt.'

Gijsbert stopte na een paar jaar omdat hij het te druk kreeg met de Volkskrant, Paul is altijd doorgegaan. ‘Wat mijn missie was in die tijd? Man, wat een vraag. Eigenlijk heel egoïstisch: ik wilde gewoon heel goed draaien. Technisch, maar belangrijker nog: voor mij is een goede set het verhaal van de jaren 50 tot nu, en hoe je van de rhythm and blues linksom via de rock ’n roll en punk bij de Black Lips uitkomt, en rechtsom vanuit rhythm and blues via soul en funk bij Kendrick Lamar. Misschien klinkt dat een beetje pretentieus, maar dat is wat ik het liefste doe. Ik draai altijd vanuit de actualiteit en probeer zo bruggen te leggen. In de beginjaren van Pop-O-Matic was Play van Moby – echt een wachtkamerplaat – een hele grote hit. Die stond vol soul- en rhythm and blues-samples, daar draaide ik dan de originele tracks van. In de tijd van Arctic Monkeys draaide ik veel meer 60s als klassiekers, en nu kan ik veel meer disco draaien vanuit de roots van de hiphop.’

Daarmee raken we misschien wel aan de kern van zijn werk, denkt Paul. ‘Allereerst zie ik mezelf als fan van beroep. Ik vind mezelf een hele goede dj – misschien wel de allerbeste dj, boem! – maar wel máár een dj. Ik heb olympisch zilver, maar geen goud. Neem bijvoorbeeld de nieuwe Fatima Yamaha. Het is zo’n vet besef dat dit dé plaat is die je de komende maanden gaat horen. Dan besef ik: ik ben een soort dienaar van de popmuziek, ik ben me heel bewust dat iemand iets fantastisch heeft gemaakt, en ik ben in de gelegenheid om dat naar het publiek te brengen. Ik probeer de ware helden te faciliteren. Ik vind het zo’n zonde dat er bij dj-sets vaak alleen hormonen worden aangesproken, het is alleen maar knallen en pieken. Bij een goed optreden heb je ook momenten van bezinning of rust, misschien wel verdriet, als dj wil ik ook dat hele pallet aan emoties aanspreken.'

Hij valt even stil. ‘Nou ja, misschien was muziek voor mij aanvankelijk vooral escapisme.’ Wanneer ik naar zijn ouders vraag, begint Paul over zijn jeugd te vertellen. Zijn vader was het hoofd van een lagere school, zijn moeder was de oudste van een oorlogsgezin van negen kinderen, die van jongs af aan voor iedereen moest zorgen. Paul was een nakomertje: zijn broers en zus zijn veel ouder. ‘Mijn vader was een zwaar-neurotische en agressieve man. Daar hebben vooral mijn broers, zus en moeder mee te maken gehad, en ik alleen de eerste drie jaar van mijn leven. Toen is mijn vader met veel bombarie uit huis gezet.'

En jij was vier, dus je was je er wel quasi-bewust van, maar snapte er tegelijkertijd geen fuck van.
‘Precies. Mijn broers en zus hebben heel duidelijk traumatische herinneringen. Zij hadden hele concrete spoken, ik had meer abstracte vijanden. Ik heb echt last gehad van allerlei dwanggedachten en smetvrees, hele onzekere toestanden. Mijn eerste levensjaren waren superonzeker, en dat zijn juist de jaren van hechting.’

Kon je moeder er wel voor je zijn?
‘Niet echt, ze was wel lief in de zin van “koekjes bakken”, maar er werd nooit over gepraat. Ik zat altijd op mijn kamer muziek te luisteren, al sinds de lagere school. Ook wel weer mooi. Dan was het half 6: “PAAAAAAAAAAUL!” Huh… “PAUHAULLLLL!” Muziek wat zachter. “ETEN, PAUL!” Ik hoefde nooit iets in huis te doen, dus zei met m’n mond vol “dankjewel, mam” en rende weer naar m’n kamer om de muziek aan te zetten. Om 11 uur: “PAULLLL! WE WILLEN SLAPEN!” Hahaha… Het leven heb ik zelf een beetje moeten uitzoeken, de muziek kreeg ik mee van mijn oudere broers en zus. Dat was een zegen. Er was een korte periode dat mijn vader het huis uit was, en mijn moeder… die had geen kracht meer over. In mijn beleving runden mijn broers en zus de tent zo’n twee jaar. Ze hadden het biljart in de woontafel gezet, muziek stond constant keihard aan, er waren altijd vrienden over de vloer en er hing permanent een grote walm van rook. Ik was vijf jaar oud, dus dan heb je het over ’80, de tijd van Lou Reed en de Talking Heads. Heel gek: in de clichématige psychologische zin was het gedoe met mijn vader natuurlijk veel heftiger voor me, maar ik vond het erger dat mijn broers en zus het huis uit gingen. Dat was echt janken, thuis werd het van een jeugdhonk een bejaardentehuis. Vervolgens verhuisde ik met mijn moeder en haar nieuwe vriend – de buurman – naar Maastricht. En dan ook Maastricht, godverdomme!’

Kon je daar niet aarden?
‘Nee, helemaal niet. Over xenofobie en Limburgers gesproken: ik was voor iedereen die kut-Hollender. Dat versterkte me nog meer in het zoeken van een eigen identiteit in de piepkleine microkosmos die je kamer heet, met muziek. Ik had wel een paar vrienden, dat waren dan de paar jochies die ook een plaat van Doe Maar hadden. Ik zei toen al: “Nou, dan moet je ook eens naar The Police luisteren.”’ Paul schaterlacht. ‘En op het moment dat iedereen ging neuken, joyriden of zuipen lag ik alweer thuis met kaarsjes en Neil Young op naar het plafond te staren. Muziek heeft me echt mijn zelfvertrouwen, mijn eerste vriendinnetjes en al het andere gebracht. Het was mijn uitvlucht, en zo heb ik plezier in het leven hervonden.’

Sorry als ik nu klef klink, maar mooi dat muziek zo’n steun kan bieden.
‘Jazeker. Dat is ook het mooie van ouder worden: vroeger had ik nog wel last van zelfmedelijden. “Waarom overkomt dit mij nou?!” Nu zie ik dat alles me heeft gebracht naar waar ik nu ben. Die onverstoorbare drive om elke keer weer beter te zijn dan je vorige wedstrijd, en dat nóg mooiere plaatje te vinden, ik denk dat ik die anders niet had gehad. Ik voel ook een soort dankbaarheid. Om de cirkel rond te maken: toen de lieve vriend van mijn moeder was overleden, leek het erop dat mijn moeder een definitieve klap heeft gekregen. Ze werd in eerste instantie opgenomen in de gesloten afdeling van een ziekenhuis, het waren echt One Flew Over The Cuckoo’s Nest-taferelen. Nu gaat het gelukkig beter, ze is ondergebracht in een goed zorghuis en ik heb met mijn broers en zus de zorgrol helemaal op me genomen. Ik vind nu de rust in de zorg voor haar, en andersom. Dat vind ik heel mooi om te merken. Ik heb er vrede mee. Ook mijn vader zie ik een keer per jaar, op zijn verjaardag, anderhalf uurtje. Meer kan niet, dan krijgt hij teveel prikkels.'

St. Paul op een van de eerste Pop-O-Matic-avonden in Tivoli Oudegracht

Zo komt het gesprek ook weer op muziek terecht. ‘Dat is dus wat me zo tegenstaat aan populaire radio en tv-programma’s: muziek moet daar altijd maar “gezellig” zijn. Muziek mag best gezellig zijn, maar het is ook pijn en ongemak, en het geeft plaats aan verdriet en angst. Ik zie dat nooit vertegenwoordigd. Ik zie het als een plicht om dat een plek te geven. Pop-O-Matic is natuurlijk ook geen avond waar je van begin tot eind staat te janken, maar ik wil wel dat gevoel blijven vertegenwoordigen, ook op primetimemomenten. Dan draai ik een Nick Drake-nummer, of een onmogelijk nummer van de laatste Frank Ocean waar je helemaal niet op kunt dansen, maar het roept wel een emotie op.’

In de achttien jaar dat Pop-O-Matic bestaat, is de muzieksmaak van het ‘alternatieve’ publiek ontzettend veranderd, ziet ook Paul. ‘Ik vind de geruststelling in de breedte: dat kan nog steeds. Maar ja: het zwaartepunt ligt tegenwoordig op hiphop. Vroeger was dat heel anders. Bij mijn eerste hiphopavond in Doornroosje is het personeel midden op de avond uit protest vetrokken. Ze vonden het vieze kutmuziek. Stond ik uit te huilen op de schouders van de portier. Toen ik begon met Pop-O-Matic was het ongeveer 50 procent rock ’n roll, 50 procent hiphop. Met de komst van Arctic Monkeys en de electroclash op zijn piek ebden hiphop en R&B juist wat weg, nu is het andersom.’ 

Dat brengt een hele andere dynamiek met zich mee als dj: voor piekmomenten gaat het BPM niet omhoog naar boven de 120, maar juist ver omlaag. Dat is een hele andere manier van draaien. ‘Ik vind dat wel leuk, hoor. Vroeger, als mensen het niet leuk vonden, wilden ze vaak juist beuken. Daar trokken ze ook zo’n vies gezicht bij, met de vuist in de lucht.’ Dat gebeurt nu niet meer, maar er ontstaan wel moshpits bij King Kunta, de nieuwe Run The Jewels en Sevn Alias. ‘Ik draai nog wel gitaarplaten, de nieuwe van The Orwells of de laatste Tame Impala, maar nu wel meer in de flow van een avond, en niet ook nog Foxygen erachteraan.'

Opeens vraag ik me af hoe het is om als 41-jarige elke donderdag te draaien op een avond waar de gemiddelde leeftijd 20 a 21 is. Denk je dan nooit: waar ben ik in godsnaam mee bezig? Raak je daar niet vermoeid van? 
‘Nee, zeker niet. De seconde dat ik dat zou ervaren zou ik ermee stoppen. Maar dat is helemaal niet aan de orde, misschien ook omdat mijn eigen leven precies hetzelfde is gebleven. Mijn leeftijdsgenoten hebben kinderen, een baan met promotie en een pensioen, maar ik zit nog steeds de hele dag in mijn onderbroek naar nieuwe liedjes te zoeken.’ 
Zijn vriendin Nanja, die net is binnengekomen, springt daar schaterlachend op in: ‘Ja, het is echt treurig! Kom ik om vijf uur ’s middags binnen, zit-ie nog steeds met zijn onderbroek achter zijn laptop!’ 
Paul: ‘Precies, wanneer iemand met rode wangen aan het einde van de avond naar me toekomt om te zeggen hoe vet de nieuwe T.I. is, dan heb ik niet het gevoel dat ik met mijn kleinzoon praat. Het voelt juist heel erg natuurlijk. Ik doe natuurlijk meer dan alleen de Pop-O-Matic, gelukkig maar, dan word je een clown die een trucje komt doen. Ik had dit weekend in 48 uur tijd de Pop-O-Matic, de klassieke avond Pieces of Tomorrow en No More Heroes: Blur vs. Oasis. In die afwisseling zit de uitdaging.

St. Paul

Tegelijkertijd kan ik me voorstellen dat je niet denkt: op mijn zestigste doe ik nog precies hetzelfde. Weet je al waar je naartoe werkt?
‘Niet echt, het moment bepaalt alles en qua energie en inspiratie kan ik nog eeuwig voort. Fysiek wordt het nu wel wat lastiger: af en toe krijg ik het opeens heel warm en begin ik te zweten, en ik heb nogal last van insomnia. Dat begint wel zijn sporen achter te laten, en daardoor word je een beetje gedwongen om erover na te denken: hoe lang kan ik het nog op deze manier doen? Moet ik niet eens over een alternatief nadenken? Vooralsnog los ik het op door iets selectiever te zijn, niet meer tegen alles wat ik leuk vind ja te zeggen, en mijn gage enigszins omhoog te doen.’

Het was vast heel anders gegaan als je dat contract bij Ace nog had gehad.
‘Dan was ik waarschijnlijk al lang gestopt, met meer op mijn bankrekening en een stuk ongelukkiger. Tegelijkertijd: donderdag na de miljoenste bezoeker lag ik om 7 uur ’s ochtends in bed naar het plafond te staren, en een dag later had ik voor het eerst een black-out terwijl ik op het podium stond te presenteren. Ik heb het maar gewoon benoemd, op zo’n moment wil je gewoon dood. Ik zeg dat nu vrolijk, maar daar schrik ik wel van. Maar zodra ik dat ene nieuwe nummer aanzet, naar de club loop of bij een optreden sta, dan ebt de vermoeidheid direct weer weg. Het is een prijs die ik met liefde betaal. Zeker als je bedenkt waar ik vandaan kom is het een zegen dat dit voor mij in het verschiet ligt. Ik kan nu anderen de ervaring meegeven waar ik zelf als jonge jongen ook zo naar op zoek was. Dat gun je toch iedereen?’

St. Paul